Een aantal jaren geleden zag ik op televisie een documentaire over godsdienstwaanzin binnen de Oud-gereformeerde gemeenten. De makers gaven tekst en uitleg bij beelden van het Overijsselse landschap ten noorden van Zwolle. Ik herinner mij een klein dorpje, dat in de landerijen lag, omgeven door bomen, aan de voet van een donkere en dreigende kerktoren. Bij dit beeld was de dreunende stem te horen van een predikant. Hel en verdoemenis preekte hij; het leven was een ellendig smalle weg waarover zijn gemeenteleden als verdoemde insecten kropen, over de verstikkende aarde naar de verlossende eeuwigheid. In de loop der tijden zijn de zogenaamde ‘zwarte kousen gemeenten’ uitgegroeid tot boegbeelden der behoudendheid. De waanzin slaat menigmaal toe. Te ver doorgevoerde regels die, veelal door mensen, zijn gebaseerd op de meest onheilspellende teksten uit de bijbel.
Onlangs verscheen De laatste dagen van Arjan Visser. In deze debuutroman komt het thema godsdienstwaanzin onontkoombaar naar voren. Visser is onder andere bekend als journalist. Hij interviewde bekende persoonlijkheden aan de hand van de tien geboden. Religie is iets wat hem eindeloos interesseert en inspireert. En nu laat hij zien wat hij er zelf over te schrijven heeft.
De roman bestaat uit drie delen. In het vooraf lezen we een psychiatrisch rapport, dat de roman inleidt. Daarna begint deel één met het verhaal over een huisarts, dokter Boon, die alles doet wat God verboden heeft. In het eerste hoofdstuk, dat opent met de veelzeggende zin ‘Dokter Boon maakt zelden mensen beter’, beschrijft Visser hoe de arts met zijn patiënten omgaat en zichzelf na een lange werkdag trakteert op een flinke dosis verslavende middelen. Zijn omgang met patiënten gaat verder dan zakelijk: vrouwen, mannen en kinderen worden het slachtoffer voor zijn ongeremde seksuele drang. Ondanks, of misschien dankzij dit gegeven bezoeken zijn patiënten graag zijn praktijk.
Na kennismaking met de dokter wordt het licht al snel op zijn echtgenote gericht. Een statiegevoelige vrouw die, zoals het eerst lijkt, onderdanig is aan haar echtbrekende man maar later een fikse streek uithaalt door met de onechte zoon van haar man te corresponderen. Een eigen bloedverwant is haar nooit gegeven.
In het tweede deel lezen we over een jongeman die solliciteert naar een vacature als boerenknecht. Hij komt terecht in het gezin Kapteyn. Een strenggelovige boer met zijn vrouw en twee kinderen: een zoon en een dochter. De zoon en de knecht zijn als water en vuur, de dochter is voorzien van een schoonheid die de knecht vervult van liefde.
De boer, de hoofdpersonage in dit tweede deel van de roman, ziet zijn gezondheid langzamerhand aftakelen en denkt na over het lot van zijn boerenbedrijf. Hij moet het redden, voordat zijn onmenselijk harde zoon er een zooitje van maakt. Het lot van de boer verandert echter wanneer hij een zwervende predikant tegenkomt. Deze man, met de betekenisvolle naam Peregrino, kondigt zich aan door over het water – in de vaste vorm van ijs – naar hem toe te wandelen. De boer wordt getroffen door zijn persoonlijkheid, al snel ziet hij hem als een verlosser. Door gesprekken met en preken van de predikant treedt de waanzin echter in. Het loopt uit in een ware catastrofe waarin de waanzin zijn hoogtepunt bereikt.
Het derde deel sluit de roman af. De laatste loodjes worden gelegd, om het zo te zeggen. We zien daar nog eenmaal dokter Boon en zijn vrouw terug. De arts wacht op zijn zoon, maar sterft op het station ‘aan de gevolgen van zoveel aandoeningen dat de lijkschouwer het in zijn rapportage hield op een eenvoudige ‘hartstilstand’.’ De roman sluit met de volgende woorden: ‘Levi Hingst zorgde ervoor dat het uitgemergelde lichaam (…) naar W. werd gebracht, waar het onder grote belangstelling van voorheen ontevreden, maar desondanks verdrietige patiënten op een prachtige dag in november ter aarde werd besteld.’
Tijdens het lezen van Vissers debuut zag ik telkens het beeld voor me van het dorp uit de documentaire. Het dorp en haar toren; de burcht van geloof, vanaf een afstand bekeken. Deze afstand wordt ook gecreëerd in De laatste dagen. Ten eerste kenmerkt het zich door een verfijnd beschouwende en kritisch ironische stijl. Ten tweede maakt de schrijver weinig gebruik van dialogen. In wezen kijk je tegen een aantal haast stilzwijgende personages aan. De afstand voel je des te meer omdat je geen vat kan krijgen op de waanzin. Het is enerzijds bezwaarlijk dat je niet zozeer meegesleept wordt in het verhaal, maar meer als alwetende het gebeuren beziet. Anderzijds geeft de afstand ruimte tot bezinning, een kritische vorm van visie scheppen op het besproken thema.
De kracht van deze roman is de originaliteit. Zowel in thematiek als in stijl. Menig literatuur van moderne schrijvers wordt door zowel critici als lezers te licht bevonden. Visser maakt hier een niet geringe uitzondering en debuteert met een overtuigende roman waarin hij het thema ‘godsdienstwaanzin’ objectief kritisch en zonder enige rancune of afkeer beschrijft. De laatste dagen geeft een uitstekend beeld van de gevaren maar ook van de bescherming die godsdienst met zich mee kan brengen.