De oorspronkelijke titel van De verschroeiden van de Mexicaanse schrijver en journalist Antonio Ortuño is La fila india, wat vertaald zou kunnen worden als De Indiaanse karavaan. De gekozen Nederlandse titel is eenduidiger – de associatie met vernietiging door brand popt immers direct op – en vreemd genoeg strookt hij – juist in zijn eenduidigheid – naadloos met het boek. Verschroeid is een soort overtreffende trap van verbrand. De verschroeiden is één lange overtreffende trap van gruwelen.
Ortuño buigt zich over het lot van vluchtelingen uit Midden-Amerika die door Mexico trekken om de Verenigde Staten te bereiken. Een verslaggever in het boek omschrijft deze tocht als een reis ‘door de zeven kringen van de Mexicaanse hel, waarbij de vluchtelingen – pure koopwaar voor mensensmokkelaars en gangsters zonder scrupules – de meest verschrikkelijke terreur, van uithongeren, van marteling tot verkrachting en moord, moeten zien te overleven. ‘Als je het haalt, proficiat. Haal diep adem: van nu af aan komen de gruwelen voor de rekening van de gringo ’s (Amerikanen)’, vat de verslaggever het lot van de migranten samen.
Dubbelspel zonder grenzen
De hoofdverteller in de roman is Irma, ook wel als La Negra aangeduid. Ze is maatschappelijke werkster en uitgezonden door het COM (Centraal Orgaan Migratie), naar het Zuid-Mexicaanse stadje Santa Rita. Daar heeft een slachting onder migranten plaatsgevonden in een in brand gestoken opvangcentrum. Zij moet zich over de slachtoffers, de enkele overlevenden en de eventuele nabestaanden ontfermen. Al snel begrijpt ze dat haar taak voor haar en haar meegereisde dochtertje levensgevaarlijk zal zijn en dat ze haar gevoel voor rechtvaardigheid en haar naïeve hunkering naar genegenheid ondergeschikt zal moeten maken aan de door hebzucht en egoïsme ingegeven wetten die hier heersen. Waar alles en iedereen geëxploiteerd, gemanipuleerd en bedrogen mag worden is iedereen corrupt, verdacht en medeplichtig en zijn alle grenzen vloeibaar. Regeringsambtenaren, politie en onderwereld werken keurig samen en ook Irma moet in dit dubbelspel meegaan.
Al snel dient de volgende ramp zich aan op een andere plek in Mexico – er worden massagraven gevonden met honderden verminkte lijken van migranten – wat er voor zorgt dat een chef van de plaatselijke COM in Santa Rita verheugd kan verzuchten ‘Het haalt ons van de voorpagina’. Dit cynisme is natuurlijk schokkend, dat kan niet missen. De autoriteiten hebben baat bij het hollen van de pers van incident naar incident, zodat oorzaken niet aangepakt hoeven te worden. ‘Wie had er ook behoefte aan context?’ vraagt Irma zich af. Niemand natuurlijk.
Journalistiek met literaire trekjes
Zo raast de schrijver door en zorgt dat de aaneenschakeling van mensonterende gebeurtenissen met gruwelijk expliciete details en de niet aflatende dreiging een vrij ééndimensionaal horrorverhaal oplevert, dat murw maakt en noch tot nadenken of begrip, laat staan tot empathie uitnodigt.
Er zitten een paar literaire stijlfiguren in, interessante vondsten die het cynisme extra doen uitkomen, de hopeloosheid en rottigheid raak weergeven. Dat doet het zestal door het boek heen verspreide persberichten, uitgevaardigd na ieder incident door het COM. Het zijn identieke officiële verklaringen van medeleven en goede voornemens van de autoriteiten waarin slechts het aantal slachtoffers, datum en plaats delict variëren. Het is immers maar camouflage of, zoals de grootste COM-baas concludeert: ‘Het idee van een persbericht was niet dat het geloofwaardig was, maar dat het geen problemen veroorzaakte.’ Ergens is deze manier van schrijven ook contraproductief: de boodschap wordt plat, mist elke nuance en wordt gaandeweg betekenisloos.
Alles is corrupt
Het achttal ‘Fatsoen’-hoofdstukken, waarin de ex van Irma aan het woord is, hebben hetzelfde effect. Die ex is allesbehalve een fatsoenlijke man – de ironie ligt er wel erg dik bovenop – maar moet kennelijk meer reliëf aan het personage van Irma geven: niet alleen op de werkvloer is alles corrupt, maar ook in de privésfeer is eigenlijk iedereen bedorven. In eerste instantie lijken die hoofdstukken een vondst om treffend de afgronden van de menselijke ziel te schetsen. Maar ze zijn zo cru en beschrijven een dermate verknipte moraal dat het resultaat een karikatuur is. In dit hyperrealistisch drama wordt eerder een surrealistisch monster gecreëerd waar je alleen maar van kan griezelen.
Antonio Ortuño lijkt in de voetsporen van de ‘new journalist’ te willen treden: hij doet (ogenschijnlijk) verslag van realistische feiten, maar kiest voor een zeer subjectief, emotioneel perspectief, waardoor hij zijn proza krachtiger en waarheidsgetrouwer denkt te maken. Deze literaire non-fictie klinkt geëngageerd en spreekt tot de verbeelding, wellicht meer dan droge feiten, maar wanneer de nadruk keer op keer valt op een zo indringend mogelijk beschrijven van een situatie, gaat het ten koste van de gelaagdheid van het verhaal en van de karakters. En een door het horrorverhaal verpletterde lezer blijft in wanhoop achter.