De titel van de zesde bundel van Anne Vegter doet vermoeden dat het terrein van de wetenschap betreden wordt, maar al gauw blijkt dat de titel op z’n Nederlands uitgesproken dient te worden: gegevens over een big, een varken. Met ‘big’ wordt de man bedoeld, vriend, echtgenoot, vader, geliefde van de vrouw die in deze bundel in drie verschillende gedaantes haar beklag doet over zijn ontrouw. De eerste vrouw die aan het woord komt is de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker, van wie een prachtig portret werd geschilderd in de documentaire Korreltjie niks is mij dood. Haar bekendste gedicht is wel Die kind wat dood geskiet is deur soldate by Nyanga.
Toen Ingrid Jonker tien jaar was, overleed haar moeder en ging ze met haar zus bij haar vader wonen, die al voor haar geboorte haar moeder verlaten had. In zijn nieuwe gezin werd ze echter nooit volledig opgenomen; haar band met haar vader bleef slecht. Later werd ze verliefd op de al getrouwde schrijver Andre Brink, op de veel oudere schrijver Pieter Venter en nog later op de twintig jaar oudere Jack Cope. Een abortus, de breuk met Brink en haar manische depressiviteit deden haar in een kliniek belanden, van waaruit ze in 1965 de zee inliep en verdronk.
In naam van Ingrid Jonkers
Vegter laat Jonker aan het woord in een fictief interview over haar reis naar Europa in de eerste afdeling, Hoe Europa doen. De gedichten hebben de vorm van proza, omdat Vegter er heel veel biografische gegevens in heeft verwerkt. Ze laat Jonker vertellen over haar verlangen om te reizen en grote steden te zien. De mannen die haar daarbij beurtelings vergezellen, zijn niet echt betrokken bij haar leven: Cope blijft onverschillig bij haar abortus, Brink gaat terug naar zijn vrouw, de ruzies zijn niet van de lucht. Als Jonker daarna instort, komt dat niet als een verrassing: haar doodsverlangen wordt door Vegter door de hele cyclus heen verweven in de gedichten. In het laatste gedicht als Jonker naar een kliniek wordt gebracht, laat ze haar zeggen:
‘Ik neem dit niemand kwalijk.
Ik wilde zelf ook want ik moest van mezelf almaar dood.
Daarom neem ik niemand iets kwalijk.’
Overspelige man
De big, waarvan tot nu toe geen melding werd gemaakt, doet zijn intrede in de tweede afdeling, ‘Big Data’ genaamd. Deze bestaat uit gedichten waarin een vrouw zich richt tot haar overspelige man. Beiden blijven naamloos, maar de man wordt big of pigboy genoemd. Deze gedichten zijn minder toegankelijk dan de rest van de bundel, omdat er weinig achtergrondinformatie gegeven wordt over de relatie van de man en de vrouw en de uiteindelijke breuk. De beelden die Vegter gebruikt, zijn niet eenvoudig te duiden. Het zijn duidelijk voelbare woede-uitbarstingen van de vrouw, waarin ze de man verwijten toeslingert die een glimp laten zien van wat er zich moet hebben afgespeeld: de relatie was aanvankelijk goed, er kwamen kinderen, er werden toekomstplannen gemaakt, maar leugens en ontrouw hebben alles vernield. Therapie en verzoeningspogingen brengen geen redding meer, de man vertrekt naar een andere vrouw.
in de praktijk
‘meer dan een jaar en wat deed dat met je of wil je dat niet delen dokter zegt seksles
is dat iets
om over na te denken de honger neemt af de bloedarmoede neemt toe en de statistieken
knikken vriendelijk
je dacht dat je de uitzondering was de enige die godvergeten ver wilde fietsen om haar
tranen
naar een begrafenis te brengen trouw, mevrouw, een schaars goed, ik heb nogal wat
oudere patiëntes die
net u en het zusje van mijn vrouw is trouwens ook boem de leidende rol in de rouw is
voor ons’
Kwijlende big
De laatste en langste afdeling is Medea 2.0 die de vorm van een monoloog heeft. Medea is in de Griekse mythologie de tovenares die haar twee kinderen doodde om haar ontrouwe echtgenoot Jason te straffen. De kinderen doden doet Vegters Medea niet, maar het scheelt maar weinig of ze waren omgekomen bij een auto-ongeluk.
Big heeft na een relatie van twintig jaar troost gezocht bij een andere vrouw: ‘[…] een kwijlende big / die zijn neus snoot / in een jonge schoot’. In vlijmende zinnen beschrijft Vegter hoe de zelfrealisatie van de vrouw ondergeschikt werd gemaakt aan de ambities van de man uit naam van de liefde. Daar droeg ze zelf schuld aan, ze maakte zichzelf te afhankelijk van het mannelijk leiderschap, want ‘ik wilde je te graag’.
Tijdens een autorit met de beide jongens op de achterbank verliest ze haar concentratie, raakt een paaltje, waardoor de auto gaat tollen en achteruit het water in rijdt. Ze ziet zich gedwongen om haar man te bellen, te vragen of hij hen komt halen. Het wordt een vreselijk gesprek vol beschuldigen en verwijten, die Vegter als zweepslagen laat knallen. Ze bedenkt ook wat ze met hem zou doen:
Wraak en vergiffenis
‘hem halverwege laten bungelen
uithongeren
versterven
of aan je hakken omhooghengelen
ik help je niet
vader van mijn liefsten
verschrompel in je droge riool
je had een ander
(alweer’)
Toch is haar liefde voor hem niet verdwenen. Als Jason op de stoep staat en ‘jammert dat de liefde niet voorbij is’, weet ze niet wat ze moet doen. Vegter haalt Euripides aan, die de oorspronkelijke Medea schreef, en besluit met: ‘in haar feitelijke vorm is de geschiedenis ondraaglijk. herschrijf haar nu woedend.’
In een stijgende lijn van pijn, haat en woede heeft Vegter drie vrouwen hun verhaal laten doen in een taal die striemt en overweldigt. Overtuigende verhalen van sterke vrouwen, levensecht.