Bij Anna van der Laan kwam eind jaren negentig de poëzie in haar leven. Startpunt was een cursus aan de Groninger Schrijversschool. Met andere dichters richtte ze de Werkgroep Poëzie WP99 op. De werkgroep bleek een motor, ze publiceerden samen diverse bundels. Brief van een lichtmatroos is Van der Laans eerste eigen bundel gedichten.
Als rechtgeaarde poëzieliefhebber kan er voor mij niet genoeg aandacht besteed worden aan de allerindividueelste expressie van het allerindividueelste woord. Want wie bepaalt uiteindelijk wat goede poëzie is, of wat slechte of wat mindere? Vooropgesteld: alle poëzie is waardevol, elke poëtische uiting zinvol, belangrijk en elke dichter een held. Toch kan er wel sprake zijn van kwaliteitsverschil. Zie bijvoorbeeld alle poëzie op de sociale media. Rupi Kaur heeft wat dat betreft veel losgemaakt met haar tegeltjeswijsheden in poëzievorm: twee of drie regels met veel wit op een pagina en je hebt weer een gedicht. Met andere woorden: je kunt elke al dan niet particuliere gedachte op papier (of digitaal) zetten zodat het lijkt alsof het poëzie is.
Aan de andere kant bestaan er steeds meer creatieve vormen van omgaan met taal, zoals spoken word, muurgedichten, en nog veel meer. Google eens op Kila van der Starre of Jeroen Dera, twee voorvechters voor poëzie die heel veel ideeën hebben om bijvoorbeeld poëzie aan de man te brengen in het onderwijs en daarmee meer mensen aan het schrijven te krijgen. Dera schreef het zeer lezenswaardige Poëzie als alternatief. Van der Starre en Dera schreven met anderen ook twee boeken met briljante ideeën over het ontdekken van poëzie: Woorden temmen.
Voorwoord
Deze bundel van Anna van der Laan is prachtig uit- en vormgegeven, echt een pareltje. Van der Laan schrijft al dan niet prettige, vaak particuliere gedachten op zoals zaken uit haar dagelijks leven, wat ze ziet, meemaakt, wat haar bezighoudt en opvalt. Vraag is of dat belangrijk voor lezers is. En is dat dan een criterium of de gedichten belangrijk of goed zijn of niet?
Waarom een voorwoord in zo’n mooie bundel vol glasheldere poëzie? Een inleiding waarin Ronald Ohlsen zo maar drie willekeurige gedichten gaat uitleggen? De meerwaarde daarvan is volledig duister. Of is hij bang dat de lezer de gedichten van Van der Laan niet op de juiste manier kan duiden of ze als te gemakkelijk of te licht opzij schuift en niet serieus neemt? Van der Laan is duidelijk in haar gedichten. En als dat niet zo zou zijn, is het aan de lezer er het zijne of hare van te denken, te vinden en te voelen.
Zeven afdelingen
De bundel is verdeeld in zeven afdelingen, met elk eigen thematiek. De eerste is gevuld met tedere herinneringen over geliefden(broer, hond, geliefde) en de plaats die ze vaak na jaren innemen. Ze zijn inleefbaar en invoelbaar zonder dat ze sentimenteel zijn.
In de tweede afdeling geeft de dichter een dichterlijke ode aan een aantal favorieten in haar leven: de boot, Istanboel. In de derde gaat het over herinneringen aan huizen, een moeder. Er komt zelfs een gevild (!) konijn voor. In de vierde en vijfde staan oma, dood en liefde centraal. In afdeling zes verbondenheid met een prachtig gedicht over het afstuderen van haar zoon, gebrandschilderd in een raam van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur: ‘Verbondenheid wordt er niet begraven/maar hergebruikt.’
Met name in deze afdeling staan nogal wat vrijblijvende gedichten over sneeuw, de nacht, een jonge dode vogel.
Maar dan dit moois:
‘Waarom is je gezicht zo gekreukt
ben je wel gelukkig en heb je
vandaag nog gelachen?
Mijd de geijkte paden
je bedrijft dan geen zonde
Wees een jager tussen tijgers
maak een wandeling in de kou
je bloesje open.’
In de laatste drie afdelingen nog meer vrijblijvende gedichten: mooi, maar wel een beetje algemeen, cliché. En in de allerlaatste enkele gedichten in een totaal afwijkende vorm van alle andere in deze bundel. Mooi, maar het is onduidelijk waarom ze opeens kiest voor deze vorm. Is het een volgende stap in haar ontwikkeling?
In deze bundel geeft Van der Laan aan wat een dichter is of wat ze wil zijn:
‘Omdat ik zo nodig een dichter wil zijn
zou ik haar het liefst elke dag aan mijn tafel
hebben zodat zij mij de woorden die er niet zijn.
[ ….]
Een bericht in de ochtendkrant, een regel uit
een boek, draken hangend op wolkenbanken
inheemse vogels kwetterend voor stoplicht.
Dan schudt de dichter in mij zich op.’
Complimenten
Deze dichter schrijft over haar scherpe observaties en vindt daar vaak mooie en beeldende taal voor. Haar thematiek en motieven zijn glashelder. Het is publiekspoëzie, leesbaar en herkenbaar voor veel mensen. Niet altijd wereldschokkend, geen wereldveranderende inzichten, maar wel erg lezenswaardig en meestal de moeite waard. En in die zin voldoet ze in ieder geval aan het criterium dat er meer poëzie door meer mensen gelezen zou kunnen worden en draagt ze bij aan het belang en de verspreiding ervan. Complimenten aan de uitgever: alles (omslag, lettertype, bladspiegel) is prachtig. Jammer van dat voorwoord en dat ‘gevilt’ konijn.