Indien het een schrijver niet lukt om een eigen stijl te ontwikkelen, kan hij maar beter een ander beroep kiezen. Maar is schrijver eigenlijk wel een beroep? Andrea Bajani laat zien dat schrijven veel meer is dan een ambacht, hij kan met recht een scheppend kunstenaar genoemd worden. In zijn verhaaltrant ontdekken we dingen die nog nergens anders zijn vertoond. Zonder er een uitputtende opsomming van te geven weet hij beelden op te roepen van een verwoestende oorlog waarin de meest verschrikkelijke misdaden worden bedreven. De lezer krijgt ruimschoots de gelegenheid om in zijn fantasie het verhaal naar eigen inzicht aan te vullen waardoor een levendig beeld ontstaat van de mensen en de huizen waarin ze wonen.
De hoofdfiguur Pietro wordt gevolgd in verschillende levensfasen. In zijn jeugd wordt hij, vaker dan hem lief is, uit school gehaald door zijn grootvader Mario, die wordt uitgebeeld als een wandelend skelet. Mario heeft een oorlogsverleden, de gevolgen hiervan doen hem uiteindelijk belanden in een psychiatrische inrichting. Tijdens een wandeling dwingt Mario aan Pietro de belofte af om hem op te zoeken in de inrichting, het blijft verder onduidelijk of Pietro deze belofte ook nakomt.
Pietro wordt jaren later onderwijzer en woont dan samen met Sara. Zij hebben een vurige kinderwens die ondanks alle pogingen daartoe niet wordt vervuld. Ter compensatie nemen ze een hond maar niets helpt, de spanningen lopen hoog op en hun appartement wordt een pakhuis vol obsessies waarin de kamer opzwelt van hun woede. Op een dag ligt er op de keukentafel een briefje met daarop de boodschap ‘Je moeder heeft gebeld, Mario is dood. Sara is vertrokken en keert nog één keer terug om haar meubels op te halen, wel blijft zij contact onderhouden met de moeder van Pietro.
Op een dag krijgt Pietro van zijn moeder een enorm groot koekblik met daarin allerlei voorwerpen die aan Mario hebben toebehoord. Een bril, een trouwring, een horloge, medailles en vooral veel foto’s. Uit deze foto’s blijkt dat Mario heeft deelgenomen aan, zoals het omschreven staat in een begeleidend boekje, ‘de heroïsche strijd van de troepen van het fascistische Italië die aan het Oostfront bezig zijn om onvergankelijke roem te vergaren in de strijd om de Europese beschaving’. Op alle groepsfoto’s zijn puntjes en kruisjes aangebracht. De puntjes staan voor de vermisten, de kruisjes voor de doden, de overigen leven nog.
Er zijn vooral veel kruisjes. Er is ook een woordenboek met behulp waarvan contacten kunnen worden onderhouden met van het bolsjewistische juk bevrijde volkeren. Pietro onderneemt een reis naar Rusland, vliegt naar Moskou en reist van daaruit per bus door naar de oevers van de Don, waar hij weet dat zijn grootvader de ontberingen heeft ondergaan van de oorlog, de koude, het eindeloze lopen door de sneeuw en de krijgsgevangenschap. Pietro’s nieuwe Russische kennissen wijzen hem de plekken waar de verschrikkingen zich hebben afgespeeld en doen aan de hand van foto’s en tekeningen verslag van de gruwelijke wijze waarop Russische gevangenen werden terechtgesteld. Pietro maakt foto’s van een oud strijder, getooid met al zijn medailles en steunend op zijn krukken, de oorlog heeft hem een been gekost. Na een hartroerend afscheid van zijn nieuwe Russische vrienden en een vermoeiende thuisreis wacht Pietro een verrassing.
Het is ongetwijfeld voor de beide vertalers Yond Boeke en Patty Krone geen gemakkelijke opgave geweest om de in het Italiaans gestelde prachtig vloeiende zinnen om te zetten in leesbaar Nederlands. Hoewel zij daar voortreffelijk in zijn geslaagd, gaat de tekst hier en daar toch gepaard met wat horten en stoten.