Recensie door Anne-Marie van der Poel
‘Twee kinderen die dezelfde wrede ouder hebben, houden niet noodzakelijkerwijs van elkaar. Heel vaak zien ze in elkaar het evenbeeld van de wrede ouder. En dat is precies wat hier aan de hand is, niet alleen tussen Israëli en Palestijn, maar ook tussen jood en Arabier’.
Het Israelisch-Palestijnse conflict is iets waar iedereen een mening over heeft, over wil hebben of het gevoel heeft te moeten hebben. Zeker in het Westen, waar maar al te gemakkelijk met een beschuldigende vinger wordt gewezen en waar genuanceerde oordelen nog al eens ontbreken. Onlangs verscheen er onder de titel Hoe genees je een fanaticus de Nederlandse vertaling van Help us to divorce. Israel and Palestine: Between Right and Right, twee korte beschouwingen waarin de Israëlische schrijver Amos Oz een nuchtere en heldere kijk op het Israëlisch-Palestijnse conflict uiteenzet en ingaat op de aard van fanatisme. De stem van Amos Oz, en ik citeer Nadine Gordimer uit de inleiding, is ‘de stem van de redelijkheid die opklinkt uit de verwarring, de leugens en het hysterische geleuter zoals die wereldwijd over de huidige conflicten te beluisteren zijn’.
In het essay Tussen gelijk en gelijk betoogt Oz dat het Israelisch-Palestijnse conflict een conflict is tussen Gelijk en Gelijk, er zijn geen goeden en geen kwaden aan te wijzen: ‘De Palestijnen zijn in Palestina omdat Palestina het thuisland, het enige thuisland, is van het Palestijnse volk (…) De Israëlische joden zijn in Israël omdat er geen ander land ter wereld is dat de joden als volk, als natie, ooit hun thuisland zouden kunnen noemen’.
Alleen een compromis zou oplossing kunnen bieden uit de impasse: een gedeelde staat, twee naast elkaar bestaande staten dus. Een scheiding is altijd pijnlijk en deze scheiding zal des te pijnlijker zijn, daar ‘de betrokken partijen in hetzelfde huis blijven wonen. Niemand verhuist. En omdat het huis erg klein is, moet worden afgesproken wie slaapkamer A krijgt en wie slaapkamer B, en wat er met de woonkamer moet gebeuren; omdat het huis klein is moeten er speciale afspraken worden gemaakt over de badkamer en de keuken.’ Het veelvuldig gebruik van beeldspraak en anekdotes maakt een moeilijk en beladen thema als dit toegankelijk voor een breed publiek en nergens doet het afbreuk aan de intensiteit van de woorden van Oz..
Hoe genees je een fanaticus? In zijn tweede beschouwing probeert Oz een antwoord te vinden op deze vraag. Uiteraard vind hij dat niet. Wel is er wellicht een soort van tegengif: als we erkennen dat ieder mens een schiereiland is, dat voor de helft vastzit aan familie, traditie en dergelijke en dat voor de andere helft geldt dat deze los, vrij wil zijn en met rust wil worden gelaten, als we erkennen dat je een ander niet kunt veranderen (wat in wezen fanatisme is), door het schiereiland te dwingen de andere kant op te kijken, dan zijn we wellicht enigszins beschermd tegen dat fanatisme: ‘Gevoel voor humor, je in de ander kunnen inleven, het vermogen om het schiereilandaspect van ieder van ons te erkennen; deze dingen bieden wellicht althans gedeeltelijk bescherming tegen het fanatisme-gen dat we allemaal bezitten’.
De beeldspraak, net als de ironische humor van Oz en het ontbreken van enige belerende toon, maken het geheel zeer toegankelijk om te lezen, net als de persoonlijke herinneringen en anekdotes– die lezers van zijn memoires Een verhaal van liefde en duisternis bekend zullen voorkomen. Amos Oz kent de kracht van woorden en weet ze op een wonderschone, genuanceerde en redelijke manier te gebruiken.