Alma Mathijsen schreef vier toneelstukken. Dat houdt bijna automatisch in, dat ze bedreven is in het schrijven van dialogen. In haar romandebuut Alles is Carmen staan veel dialogen, die sterk, geloofwaardig en soms absurdistisch overkomen. Dat komt niet doordat de schrijfster een absurdistische roman heeft willen schrijven, maar omdat het innerlijke en uiterlijke behang van haar hoofdpersoon Carmen, nogal ongewoon en soms absurd aandoet. Ze maakt ook gebruik van lijstjes waarin ze de voorkeur van personen optekent of waarin ze scenario’s schetst. Hoe erg zal iets worden? Een top tien! Een originele manier om het innerlijk van personen voor het voetlicht te brengen. Mathijsen heeft sowieso een associatieve eigen stijl:
‘Bij de Febo haal ik een kaassoufflé uit de muur. Halverwege besluit ik dat Chris dit absoluut niet mag ruiken en gooi het ding hongerig in de prullenbak. Stipt 21:10 stap ik de Wetering binnen. De muren zijn bruin en de barman is lief. Ik loop de trap op. Naast het haardvuur staat een grote stoel. Een sigaret steekt om de hoek. Ik pak een stoel en zet hem naast Chris.’
Over Carmen komen we te weten dat haar vader stierf toen ze nog een meisje was van elf, twaalf jaar. Met haar moeder en de vreselijke tantes kan ze niet opschieten. Dat is niet verwonderlijk. Carmen is excentriek en gaat soms midden in de nacht zwemmen in een van de Amsterdamse grachten. De tantes eten zuur vlees met patat en wonen op het platteland. Een groter contrast is bijna niet mogelijk. Het zorgt ervoor dat je sterk beleeft dat Carmen er alleen voorstaat. En niet dat de hele wereld om haar draait, zoals je ook zou kunnen opmaken uit de titel. Ze heeft een vriend, die Engels spreekt, maar haar maar matig boeit. Met hem spreekt ze een mengeling van Engels en Nederlands. Wanneer ze Chris ontmoet, wordt ze waanzinnig verliefd. Haar liefde krijgt opera-achtige dimensies (Carmen?). En ze raakt er hopeloos in verdwaald, verliest zichzelf. Met Chris is alles vanzelfsprekend, met de rest van de boze buitenwereld steeds minder.
‘”Doorzwemmen.” Het is heel erg rustig. Hij klautert aan wal. Dan steekt hij zijn handen onder water, aan mijn oksels tilt hij me omhoog. Ik ril. Hij trekt me mijn jurk uit. “Nu drogen,” zegt hij streng. Samen liggen we op de warme steiger. Mijn rug begint langzaam weer te gloeien. Chris pakt mijn hand vast, zijn hoofd rolt naar me toe. “Ik vind je echt leuk,” zegt hij.’
De ouders van Chris hebben een appartement in Parijs en Carmen reist naar deze stad om de familie te ontmoeten. De ouders zijn afstandelijk vriendelijk, maar vooral nietszeggend en Chris weet zich met de situatie niet zo goed raad. Hij is een nogal cerebrale, gevoelige jongen. Populair bij de meiden en jongens en achteloos in de omgang. Carmen neemt op een feest drugs in en raakt Chris halverwege kwijt. Dit is de voorbode voor wat onherroepelijk komen gaat. Ze raakt Chris ook kwijt, die dat aankondigt met de bekende zin: ‘We moeten eens praten…?’ Carmen stort in, wordt getroost door haar vrienden, en besluit wraak te nemen. Maar de wraak is half reëel, half gedroomd. Droomtaferelen spelen een niet onbelangrijke rol in deze roman. Alma Mathijsen heeft een schitterend debuut geschreven, flitsend, origineel en prachtig van taal.