Op een zondagochtend speelt zich af in Hongarije en dan voornamelijk in Boedapest. De roman begint in de jaren zeventig van de vorige eeuw en beschrijft een aantal jaren uit het leven van Imre, die opgroeit in een arbeidersgezin in een klein huisje, ingeklemd tussen spoorbanen.
Parallel met de geschiedenis van Imre krijgt de lezer informatie over de recente geschiedenis van Hongarije: van de opstand in 1956, het communisme en de ontwikkeling naar vrijheid en democratie en later naar de anarchie.
Imre maakt de gebruikelijke jongensdingen mee: vriendschappen, school, een haat-liefdeverhouding met zijn zus, seks, opa die bij het gezin inwoont en nogal wat invloed heeft op zijn opvoeding. Het lijkt of je een indruk krijgt van het dagelijks leven in een arbeidersgezin in Boedapest. Dat weet je niet zeker, omdat er verder geen referenties zijn hoe het in de rest van de stad gaat.
Hij maakt heel veel mee, maar blijft zelf een kleurloos figuur, zeker niet een round character: wat beweegt hem, hoe denkt hij over wat hem overkomt, waarom is hij zo inert? Zelfs als hij een zelfmoordpoging doet, komt je niets te weten over zijn gevoel daarbij.
Hooguit is de sombere, mistroostige en armoedige omgeving waarin Imre opgroeit een factor. Hij wordt daar namelijk zelf ook soms somber van. Op een gegeven moment wil hij zijn verjaardag niet meer vieren: er zijn al genoeg deprimerende data. “Was het mogelijk dat het leven niet meer voorstelde dan dat, dan die eeuwige afwisseling tussen hoop en neerslachtigheid, die elkaar steeds verdrongen, ondanks de jaren en het kleien beetje wijzer dat je ervan werd? Was het mogelijk dat dit alles was?”
De enige wat meer kleurrijke figuur in het boek is zijn jeugdvriend Zsolt, die al anders was toen ze nog jong waren en later een beroemde dichter blijkt te zijn geworden. Dat had hij al aangekondigd, omdat dichter zijn het beroep was dat het verst verwijderd leek van dat van zijn vader.
Zsolt is ook degene die kritiek levert op het communisme. Hij zegt op een gegeven moment tegen Imre: ‘Je bent een perfecte communist: je kunt niet nadenken.’
Later ontmoet Imre een Duitse studente, Kerstin, die naar Hongarije is gekomen om het communisme van binnenuit te leren kennen. Hij gaat met haar samenwonen en krijgt met haar een kind. Kerstin raakt echter teleurgesteld in het communisme en in Imre en gaat terug naar Duitsland.
Ook later lukt het Imre niet gelukkiger te worden, en als ook zijn ouderlijk huis nog afbrandt, voelt hij zich ontheemd: ‘ze waren hun wortels kwijt’.
Deze roman is geschreven door een nieuwe ster aan het Franse literatuurfirmament. Zeniter wordt vooral geprezen om haar stijl. Dat zal dan wel de Franse stijl zijn: voor de Nederlandse lezer is die nogal kleurloos. En bovendien is het allemaal moeizaam verteld, en wordt deze roman nooit een geheel, het is een verzameling willekeurige en volkomen inwisselbare anekdotes. Als portret van een Hongaars arbeidersmilieu is het mislukt, als portret van Hongarije ook, omdat Zeniter in beide gevallen van een enkele situatie uitgaat en niet het grotere geheel erin betrekt. De beschreven gebeurtenissen spelen zich in één enkel gezin af en hadden zich bovendien in willekeurig welk land kunnen afspelen.
Je kunt je op grond van deze roman afvragen waarom Zeniter zo de hemel in wordt geprezen. De pers in Frankrijk noemt het boek sfeervol en melancholisch: het is saai en langdradig.
De laatste tijd wordt er veel geschreven en gesproken over urgentie. Een overigens vaag begrip, maar als het betekent dat een boek er toe moet doen, is Op een zondagochtend een boek dat er niet toe doet.