Recensie door Maartje Spoelstra
In Dagen van inkeer concentreert Homes zich op de menselijke relaties en het dagelijkse leven van Amerikanen die alles hebben wat hun hartje begeert. Dit is de derde verhalenbundel van Homes. Recent verschenen verschillende van haar romans in het Nederlands, waaronder Dit boek redt je leven, Een brandbaar huwelijk en In een land van moeders.
Het eerste verhaal, ‘Broer op zondag’, sleept de lezer gelijk binnen in de wereld van welvarende dertigplussers tijdens een dagje op het strand. In dit verhaal kijkt de lezer door de ogen van Tom, plastisch chirurg. Hij bekijkt mensen door hun lichamen te bestuderen. ‘Van alle mensen weet juist hij wat wel en wat niet echt is. Je hebt degenen die zich het vlees van hun botten af hebben gehongerd en degenen die het chirurgisch hebben laten weghalen of laten verplaatsen. Iedereen takelt anders af – de putjes in de dijen, de zwembandjes, het onvermijdelijke uitzakken. Hij kan er niets aan doen dat hij het ziet.’
Het verhaal speelt tijdens een afspraak met vrienden, waarin Tom zijn eigen leven overpeinst. Hij twijfelt aan zijn bestaan, aan zijn vrienden, aan zijn beroep. ‘Hij luistert maar half, denkt aan de veranderlijkheid van het leven. Als hij deze mensen nu zou ontmoeten, weet hij niet of hij vrienden met ze zou worden, of hij elke zaterdagavond met ze zou eten (…)’. Zijn vrienden zoeken hem privé vaak op om advies te vragen over bepaalde lichaamsdelen, en dan vinden vaak intieme gesprekken plaats, waarin zijn vrienden niet alleen hun lichaam maar ook hun angsten blootgeven. ‘De vrouw van een van zijn vrienden buigt zich voorover en laat hem een rood plekje tussen haar borsten zien. “Wat denk je dat het is?” “Een insectenbeet”, zegt hij. “Geen huidkanker?” “Geen kanker”, zegt hij. “Niet ontstoken?” “Een insectenbeet?” zegt hij. “En dit dan?” Ze laat hem iets anders zien, alsof ze op bonuspunten hoopt.’ De vriendenclub lijkt niet in staat om de dingen die ze persoonlijk tegen Tom zeggen ook onderling te delen, en ook Tom lijkt niet in staat onderwerpen die hem bezighouden aan te snijden. Het verhaal meandert voort in betekenisloze gesprekken, terwijl de lezer weet dat er onder de oppervlakte veel meer speelt.
Ditzelfde thema komt terug in het verhaal ‘Hallo allemaal’ en hierin wordt het tot het absurde doorgevoerd. Personages zijn obsessief bezig met hun uiterlijk: ze geven een aantal calorieën door aan de chef in plaats van een gerecht en hebben de hond liposuctie laten ondergaan. Homes schrijft buitengewoon goed, met name de gesprekken tussen personages zijn puntig en leuk. Haar stijl is ironisch op het riskante af, zoals in het verhaal ‘Dagen van inkeer’ waarin een oorlogscorrespondente op een congres over genocide aanwezig is. Ze beschrijft hoe een vrijwilliger haar vlak voor de lift bij de arm pakt en haar een linnen welkomsttas geeft, ‘afgeladen met genocidespullen’. Wanneer ze in haar kamer is pakt ze de tas uit: ‘… een beker van de plaatselijke universiteit, een schrijfblok en pen van een bekend wenskaartenbedrijf- “Als u de woorden niet kunt vinden, laat ons het dan zeggen” – en een enorme plak chocola van een farmaceutisch bedrijf dat een populair antidepressivum produceert. Op de wikkel staat: ‘Soms zou gelukkig worden simpel moeten zijn.’
De oorlogscorrespondente ontmoet een oude studiegenoot op de conferentie en deze ontmoeting zorgt ervoor dat ze beiden reflecteren op hun leven tot nu toe. Af en toe wordt de nadruk op de crisis van de hoofdpersonages iets te nadrukkelijk, zoals de talloze keren dat de oorlogscorrespondente bij zichzelf bedenkt welke dingen ze tegen haar therapeut gaat zeggen, of wanneer ze reflecteert op haar momenteel moeilijke relatie. ‘Ze is eeuwig gefrustreerd en teleurgesteld. Ze vraagt zich af of dat typisch Joods is, een relatieding, of dat het gewoon aan haar ligt?’ Dit geldt voor meerdere verhalen in de bundel, waaronder ook het eerder genoemde ‘Broer op zondag’. In het merendeel van de verhalen vindt er geen wending of abrupte verandering plaats waardoor het verhaal voor de lezer soms wat voorspelbaar wordt. Het is niettemin een krachtig stijlmiddel omdat het de lezer confronteert met dezelfde zoektocht als de personages.
Het lijkt alsof Homes zichzelf af en toe heeft beperkt door te strak aan dit thema te willen vasthouden. Het zijn de verhalen waarin ze het dit thema wat losser behandelt die echt meeslepen en verrassen. Een voorbeeld daarvan is Je moeder was een vis, een familiekroniek in de vorm van een kort verhaal. Het heeft een mythische, sprookjesachtige sfeer, iets dat gelijk aan het begin van het verhaal duidelijk wordt: ‘Ze naait een verhaal, borduurt een sprookje, regel voor regel. Dit relaas gaat over haar overgrootmoeder die een zeemeerminnenpak voor zichzelf naaide en naar Amerika zwom. Het was een lange, zware tocht, en tegen de tijd dat ze in Maine aankwam, was haar pak een geworden met haar vlees.’ Een verrassend, sprankelend verhaal.
Datzelfde geldt voor ‘De laatste keer dat het fijn was’. Dit verhaal is minder sprookjesachtig dan het voorgaande, maar hier wordt de kunde van Homes zichtbaar in de precieze beschrijvingen van pijnlijke situaties die een bitterzoete sfeer achterlaten. Wanneer een man de kamer van zijn grootmoeder in een verzorgingstehuis binnenkomt, schrijft ze: ‘Aan de muur rond haar bed hangen posters die het personeel voor haar heeft gemaakt om haar eraan te herinneren hoe ze heet, welk jaar het is en wie de premier is. U HOUDT VAN ZINGEN, staat er op de poster.’
Wat thematiek betreft is het af en toe wat eentonig, maar Homes’ tragikomische situatiebeschrijvingen en haar ironische dialogen maken dit niettemin een zeer lezenswaardige bundel.