A.F.Th. van der Heijden – Stemvorken

Affaire tussen twee vrouwen spraakmakend vervolg op ‘De tandeloze tijd’

Recensie door Daan Lameijer

De omvangrijke romancyclus De Tandeloze Tijd van A.F.Th. van der Heijden heeft een spraakmakend vervolg gekregen. Reeds een maand voor publicatie van Stemvorken slingerde het podcast- en schrijversduo van Damn Honey een Instagram-post de wereld in die er niet om loog. Wederom eigent een witte heteroman zich het verhaal toe van een groep waartoe hij niet behoort: dat van verliefde lesbiennes. Waren er geen vrouwelijke queers die deze vorm van liefde beter konden verdichten? Hier lijnrecht tegenover staat het cliché van de auteur als geniale ‘homo universalis’, die na wat denk- en speurwerk over alles zou mogen schrijven. Van dit adagium bedient Van der Heijden zich. In de proloog schrijft hij over de figurerende personages dat ze zich van hem hebben losgemaakt ‘om zich op papier te verzelfstandigen.’ 

Autonome figuren dus, die geenszins gecorrumpeerd zijn door een witte, hetero, mannelijke blik: de male gaze. Aan ondergetekende recensent, met blinde vlekken, de dankbare taak Stemvorken te beoordelen. Het boek is monumentaal te noemen, alleen al vanwege de 888 pagina’s woordkunst waarop Van der Heijden zijn lezers trakteert. Waar het de verwoording van gevoelens betreft, kent het Nederlandse taalgebied geen gelijke aan de geboren Brabander. Toch is de geleverde kritiek terecht. Dit is geen verhaal van twee vrouwen die van elkaar houden: hoe overtuigend Zwanet Egberts ook vanuit de ik-vorm reflecteert op de affaire tussen haar en Corinne Suwijn, steeds voelt het alsof er een man aan het woord is. En wat voor een…

Talige verleiding – de erotiek van zinnen

In een roman die zo veel bladzijden bestrijkt, móét het meesterschap van Van der Heijden wel schitteren. Dat gebeurt ook. De plot heeft weliswaar letterlijk en figuurlijk weinig om het lijf – Zwanet en Corinne verliezen zich in een noodlottige romance, wat de directe omgeving nauwelijks kan verkroppen – het is niet de seksualiteit waarmee de schrijver ons bedwelmt. Waar normaliter de volwassen erotiek zinnenprikkelend wordt genoemd, zijn juist de passages buiten de seks om het verleidelijkst. ‘Zinnenprikkelend’ krijgt zodoende een nieuwe betekenis: spreuken betoveren de lezer. 

Zwanet is ongelukkig in haar huwelijk met toneelschrijver Albert, een onuitstaanbare allesweter: ‘Hij kan geen kreupele vinden zonder over voeten te beginnen.’ In hun rijke buurt vlakbij de Zuidas maakt verveling plaats voor vervoering, waar echtelijke ruzies de sporadische hoogtepunten vormen: ‘een schervengericht van versplinterend vaatwerk.’ Na een ontmoeting met Alberts jeugdliefde Corinne en flink wat gin tonics in hun weelderig bloeiende tuin, volgt de eerste stiekeme zoen in de vestibule. Het zou niet de laatste zijn: ‘hou ik nog wel van hem? (…) Het vraagteken diende uitsluitend nog om de al te harde waarheid een reddingshaak toe te steken.’ De vrijpartijen worden steevast bezegeld met een nonchalant in de rechterhand vastgehouden, nasmeulende sigaret: ‘Rokers die kringels de lucht in blazen, beelden hun eigen strop uit.’ Hoe omineus dit ook klinkt, de liefde tussen de twee dames is inderdaad allesverzengend, dient niets anders dan zichzelf en verteert beide minnaressen van binnenuit: ‘Cupido’s boog bestond uit de schakels van een wervelkolom.’ 

Even ziet het ernaar uit dat Van der Heijden via de vrouwenliefde genadeloos afrekent met het patriarchaat. Albert wordt uit de echtelijke sponde verdreven, mag de vrijages van zijn vrouw en haar Corinne slechts via het sleutelgat beloeren en hij wordt samen met Corinnes man Hans voortdurend belachelijk gemaakt. Over hun sukkelige orgasmes schampert Corinne: ‘‘De pols met de holle vuist nog even als jaknikker, en meneer mag zich weer voor even Giant wanen. Grote jongen… hij is braaf.’ Soms deed ze me denken aan die knettergekke tante van Albert, Tientje Poets, die ook zo kon doordraven, veel erger nog, als het over de mannen in haar leven ging.’ Maar het register van Tientje Poets, alias De Helleveeg, weigert Van der Heijden open te trekken. 

Twee vrouwen die zoenen is geil

De titel Stemvorken verwijst in eerste instantie naar de twee stemvorken die Corinne in haar Louis Vuitton-tas bewaart voor haar gitaar. Al snel wordt echter duidelijk dat de naam een knipoog is naar de seksuele positie waarin lesbische vrouwen het liefst vrijen, als we het boek mogen geloven: scharend, als twee kruislings verklonken objecten. Omdat de titel ontegenzeggelijk de nadruk legt op intimiteit tussen twee vrouwen, verdienen de sekspassages een grondige analyse. 

Albert loert door het sleutelgat naar de bezigheden van de tortelduifjes en dan zegt Corinne: ‘De male gaze. Als een man, zoals ze zeggen, zijn blik is… en dat geldt zeker voor een voyeur als Albert… dan kunnen we hem er in zijn geheel in gevangenzetten.’ Hier lijkt Van der Heijden zich bewust te zijn van het gladde ijs waarop hij zich begeeft, maar begaat een schwalbe: door het seksistische fenomeen te benoemen, is het nog niet omzeild. Even later merkt Corinne namelijk op: ‘Mannen, heb ik altijd geleerd, zijn van nature voyeurs. De exhibitionisten, dat zijn wij… de sletten die hun benen openen en met een glibberige spleet hele reeksen mannelijke oogballen opslorpen, alsof het oesters zijn.’ Met andere woorden, het is logisch dat mannen naar vrouwen blikken, want vrouwen hebben zoveel prachtigs dat ze laten zien. 

De opmerking in de proloog dat de personages zich verzelfstandigd zouden hebben van Van der Heijden, verloochent de auteur in talloze fragmenten. Hij overschreeuwt bij vlagen zijn opgevoerde verteller: niet Zwanet, maar Van der Heijden spreekt. Als Zwanet en Corinne elkaar in het Amsterdamse Bos willen kussen, bemerken ze dat ze een droge mond hebben. Alleen speeksel opwekken helpt: ‘Vrouwen weten verdomd goed waar het spog te halen is wanneer ze het nodig hebben.’ Wanneer Corinne nostalgisch mijmert over haar dochter Rita, die ze vanwege een modellencarrière amper heeft opgevoed, brengt ze uit: ‘‘Je kunt bij haar precies zien wat voor heerlijk harde tietjes ze straks krijgt.’’ Op zeker moment wil Corinne geen orale seks van Zwanet, waarna Zwanet haar weigering negeert en over Corinnes geslacht zegt: ‘De achilleshiel van de vrouw, waarin haar hele weerloosheid zich blootgaf, ten gunste van de wonderschone aanblik.’ Corinne laat zich overrompelen en geeft de #Metoo-beweging nog even een ironische sneer, ‘Boor maar wat dieper… verkracht me met die vinger…dan doe ik straks wel aangifte op het bureau.’ 

Besluit

Zowel inhoudelijk, als stilistisch sijpelt de ware vertelinstantie door in Stemvorken. Zwanet, geboren en getogen Amsterdamse, blikt als volgt terug op de zoveelste extatische intimiteit: ‘Zonder erg, misschien als postcoïtale tic, stond ik met het luciferdoosje te rammelen.’ Een echte Amsterdamse zegt hier natuurlijk ‘Zonder er erg in te hebben’. ‘Zonder erg’ is een typisch Brabantse zinsnede, die gebezigd wordt, om maar iets te zeggen, door een in Geldrop geboren Nederlandse auteur. Stemvorken overtuigt als onderdeel van De Tandeloze Tijd, maar doorstaat het ook, zoals de erotische poëzie van Sappho uit Lesbos, de tand des tijds?

 

 

Omslag Stemvorken - A.F.Th. van der Heijden
Stemvorken
A.F.Th. van der Heijden
Verschenen bij: Querido (2021)
ISBN: 9789021422299
888 pagina's
Prijs: € 29,99

Meer van Daan Lameijer:

Recent

16 maart 2023

Diepzinnigheid in weerbarstige verhalen

Over 'Kilometer 101' van Maxim Osipov
14 maart 2023

Gümüşay wil geen intellectuele poetsvrouw meer zijn

Over 'Spreken en zijn ' van Kübra Gümüşay
13 maart 2023

Grappen maken behoort tot de essentie van de Egyptische cultuur

Over 'Bier in de snookerclub' van Waguih Ghali

Verwant