Proust is overal

Samen met een vriendin vorm ik een leesclubje. Met Oud en Nieuw hebben we het eerste deel uit Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust besproken. Niet dat mijn onvolprezen docente Frans op de middelbare school, Dieuwke Eringa (auteur van de prachtige autobiografie Ik ben van elf) Proust niet heeft behandeld, maar dit was anders.

We kwamen zo’n beetje tegelijkertijd op het idee en sindsdien duikt de naam Proust overal op. Bij mij begon het met een radio-uitzending waarin violiste Maria en pianiste Nathalia Milstein A chloris van componist Reynaldo Hahn (1874-1947) speelden. Hahn bleek een korte liefdesrelatie met Proust te hebben gehad en schreef dit stukje oorspronkelijk voor zangstem en piano. De bewerking staat op de CD La sonate de Vinteuil, een eerbetoon van de zussen Milstein aan Prousts Op zoek naar de verloren tijd.
Het stukje werkte bij mij op dezelfde manier als bij Proust de madeleine bij een kopje thee: ‘in een seconde doorliep ik eeuwen van beschaving’, om de ik-figuur aan te halen. Bij het stukje van Hahn kun je wegdromen op een nostalgisch aandoende, wiegende pianobegeleiding. Het bracht me door het mooie, bescheiden toucher van de pianiste terug in het ouderlijk huis, waar mijn vader achter de piano zat en een kleinood speelde.

Een week later zong tenor Mark Padmore met Imogen Cooper aan de piano in het Amsterdamse Concertgebouw enkele Chansons grises van diezelfde Reynaldo Hahn, die Padmore zonder rustmoment aaneenreeg met twee Mélodies van Hahns tijdgenoot Fauré. Het laatste lied van Hahn heet L’heure exquise, het volmaakte uur, waarin heden en verleden samen vielen in een moment dat eeuwig leek te duren. De filosoof Bergson had het erover, herinner ik me van de lessen van Dieuwke Eringa, maar Bergson schijn je volgens mijn vriendin op een of andere manier niet meer met Proust in verband te mogen brengen.

Voor NBD Biblion recenseerde ik in diezelfde week het literaire essay Over Bach van de Vlaamse schrijver en  tevens Proustliefhebber Bart Stouten. Het kon niet missen: Proust komt ook in dit fraaie boekje verschillende keren voorbij. De Fransman gaat volgens Stouten in zijn Recherche ‘op zoek naar de betekenis van het leven’ – inderdaad: verder dan Bergson dus.
Stouten heeft het over de ettelijke pagina’s die Proust wijdt ‘aan het herhaald beluisteren van een magisch soort muzikaal zinnetje dat de verteller blijft intrigeren (…). Swann verbindt de geboorte van zijn liefde voor Odette met een frase uit de sonate van Vinteuil: in een mystiek aanvoelend moment laat Proust zich meevoeren door zijn indrukken sine materia die zich enten op het ranke melodietje van de viool en de “massale doorbraak” van de piano. De frase achtervolgt Proust (…) en veeleer dan een intrinsieke betekenis te hebben, “openbaart” ze.’
Voor mij is dat melodietje sinds die bewuste radio-uitzending toen ik stond af te wassen – hoe gewoontjes wil je het hebben – A chloris van Hahn. En misschien gaat Proust dáár wel over: de gewone dingen des levens.

 


Els van Swol leest alles wat los en vast zit en slaat als het even kan geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Zij bezoekt regelmatig het concertgebouw waar ze dan weer over schrijft in haar columns.