Volgens Cesare Pavese bewijzen dromen dat het onbewuste bestaat. Er wordt een verhaal verteld. Maar wie is de verhalenverteller in mijn droom? En wat wil hij vertellen? Dat vroeg ik me af toen ik een kleine maand geleden het volgende droomde. Ik help de regisseur – die ongezien blijft – bij het ensceneren van een toneelscène. Dan is er een gat in het verhaal. Ik loop het toneel af om de Plug met de jongen op te zoeken, want wat heb ik hem gemist!
Voor een buitenstaander is dit moeilijk te bevatten. Voor mij, eenmaal wakker, ook. Waarom dacht ik aan Plug? Ik had in geen decennia aan Plug gedacht. Plug was het gratis blad met uit-tips dat je elke maand kreeg bij je Cultureel-Jongeren-Paspoort (CJP). Bij het opruimen, ergens in de jaren negentig, besloot ik alle jaargangen weg te doen, maar er één nummer te bewaren. Dat met de twee jongens op het omslag. En nu kreeg ik het appel om dat nummer in mijn archiefkast op te zoeken.
Het kostte me een kwartier, toen zag ik hem weer. De jongen met donkere ogen leunt op de schouder van een jongen met blonde kuif. Wie het zijn, wie de foto heeft gemaakt, geen idee. Wat leek het me fijn als die jongen met donkere ogen op mijn schouder leunde. Het was erotisch en ook weer niet. Het was een heilige afbeelding waarnaar ik devoot én met een wild kloppend hart keek, och dat die ene jongen – en, voor de volledigheid, niet de andere – tegen me aan zou staan, urenlang, dagenlang, voor altijd. Ik hield ook van zijn stoere riem en zijn wijde broek, maar minder van zijn overhemd. Wel van zijn oortjes, de ene bakkebaard en zijn volle haardos. Ik voelde vriendschap, verwantschap, verlangen.
Plug ligt weer voor me. Dit nummer verscheen in april 1988. Ik zie meteen verbanden. Verbanden zien geeft zin aan je leven, ook als een ander de verbanden niet ziet. Koester ze, zolang je er maar geen complot van maakt. Komende maand verschijnt mijn roman Augustus. Het is een boek over vriendschap en ontluikende seksualiteit en het speelt zich af in 1988. Ik was daardoor de laatste tijd veel in dat jaar. Ik blader verder, zie een foto van Robert Mapplethorpe, een close-up van een penis in een strak stoffen broekje. Geen indruk gemaakt. Iets over Dreamtime, de scheppingsmythologie van Aborigines en een interview met Arnon Grunberg. Hij won de prijs van de jongerenjury met zijn toneelstuk Frambozenrood. Zeventien jaar, innemende bravoure: ‘Echt verrast dat ik bij de winnaars zat, was ik niet; je doet toch mee met het idee dat je wil winnen.’ In de lead bij dit artikel: ‘Wij als publiek moeten ons onderbewustzijn laten werken.’
‘Als dit echt het publicitaire debuut is van Grunberg dan is deze Plug goud waard,’ zegt R. nadat ik hem uitgebreid al mijn dwarsverbanden tussen toen en nu heb uitgelegd. Meteen wist ik: nooit. Voor geen enkel bod doe ik afstand van hem, de jongen met de donkere ogen en die ene bakkebaard, die me in mijn leven sinds 1988 is blijven vergezellen. Het zou een daad van verraad zijn.
Eric de Rooij (1965) schrijft tweewekelijks een column voor Literair Nederland. Zijn debuutroman De wensvader (2020) verscheen bij uitgeverij kleine Uil. Binnenkort verschijnt zijn tweede roman Augustus.