Als je in de trein met een slakkengangetje langs de achterkant van Schalkwijk sukkelt, kun je daar op de gevel van een rijtjeshuis een tekst van slechts twee woorden lezen: met grote letters is daar een streng vermanend ‘heb lief’ aangebracht. Plastic letters, donkerbruin en schreefloos, zo lelijk dat het pijn doet. Maar de schaamteloze imperatief treft het hardst. Alsof het een gebod is, door Mozes grimmig toegevoegd aan die andere tien, dat ons geen andere uitweg biedt dan onwillig te gehoorzamen. Alsof liefde iets kan zijn dat je afdwingt. Het zal goed bedoeld zijn, maar bij mij roept dat bevel enkel wrevel op. Jezus zei tenminste nog: ‘Heb uw naaste lief als uzelf” (Marcus 12:31) maar daarvoor was natuurlijk geen plaats op die gevel.
Zou W.H. Auden hetzelfde ongemakkelijke gevoel gehad hebben toen hij in zijn gedicht September 1, 1939 in de Collected Poems uit 1945 de voorlaatste strofe wegliet waarvan de laatste regel luidde: ‘We must love one another or die.’? Hij gaf later te kennen dat hij het gedicht verafschuwde, ‘trash which he is ashamed to have written’. Waarom keerde Auden zich zo fel en publiekelijk tegen die oorspronkelijke versregel? Hij noemde het gedicht ‘the most dishonest poem I have ever written.’ En over de laatste versregel schreef hij: ‘That’s a damned lie! We must die anyway.’ Hij wilde het gedicht niet meer opgenomen zien in latere verzamelbundels, maar gaf uiteindelijk toch weer toestemming, mits de laatste regel van die strofe veranderd zou worden in ‘We must love one another and die.’
Het is een subtiel verschil in de tekst, maar een enorme verschuiving in betekenis. De eerste versie vertelt ons dat we zullen sterven als we elkaar niet liefhebben. Dat houdt dus in dat liefde de dood kan overwinnen. De aangepaste versregel is fatalistischer: we kunnen elkaar wel liefhebben, maar sterven zullen we toch. Of sterven we juist als gevolg van die liefde? Ondanks Audens afkeer ervan zijn het juist die woorden die beroemd zijn en vaak geciteerd worden. De vertaling is van Arie van der Krogt:
‘All I have is a voice’
To undo the folded lie,
The romantic lie in the brain
Of the sensual man-in-the-street
And the lie of Authority
Whose buildings grope the sky:
There is no such thing as the State
And no one exists alone;
Hunger allows no choice
To the citizen or the police;
We must love one another or die.
‘Al wat ik heb is een stem’
Om de leugen te laten zien
De leugen van romantiek
In het hoofd van de man met de pet
En de leugen van het gezag
Met zijn torens tot hoog in de lucht:
Er is niet zoiets als een Staat
En niemand leeft voor zichzelf;
Door honger bestaat er geen keuze
Voor burgers of dienders: we moeten
Elkander beminnen of sterven.
Liefde, het blijft een lastig iets. Toch lees ik liever het door Auden verfoeide vers dan dat ik me de les laat lezen door deze twee woorden op een gevel in Schalkwijk.
Poeziërecensent Hettie Marzak schrijft maandelijks een column voor Literair Nederland.