24 december 2019

Papegaai vloog over de IJssel – Kader Abdolah

Winterrubriek door Daan Lameijer

Voor een hartverwarmende winterscène moet u in de Nederlandse Nijldelta zijn. Daar verricht een Iraanse automonteur een wonder. Hij drukt zijn plaaggeest een mes op de keel, waarna de lezer zijn gezicht niet afwendt, maar strijdbaar zijn vuist balt. Kader Abdolah vertelt in Papegaai vloog over de IJssel over Memed Kamaal. De autochtone Nederlanders, woonachtig in de opeenvolgende dorpen rond Zwolle, zien hun land veranderen, hetgeen Abdolah constateert zoals Pfeijffer in Grand Hotel Europa: ‘De tijden waren veranderd, het traditionele dorp en zijn grote hervormde kerk waren nu een toeristische attractie geworden.’ Het onbehagen van de bewoners van het Oude Continent richt zich niet zozeer tegen vermogende Chinezen en luidruchtige Amerikanen, maar tegen verandering op zich. Volgens de critici strijkt Abdolah het daarmee samenhangende multiculturele probleem wel heel naïef glad. Dat is een misvatting. Papegaai vloog over de IJssel is geen opium, maar cafeïne voor het volk.

De scène die dit waardeoordeel het krachtigst rechtvaardigt, is de worsteling waaraan in de inleiding wordt gerefereerd. In deze passage jaagt de winter onbarmhartig door de kosterswoning die Memed betrekt. Zijn dove dochtertje Tala is een half jaar eerder gestorven, zes jaar oud. Naar islamitisch gebruik heeft haar graf een appelboom gekregen die samen met haar lichaam zal wortelen in het land van hun toekomst. Bij de teraardebestelling zijn de rouwende vreemdelingen zich bewust van hun anders-zijn en zij nemen zo min mogelijk ruimte in: ‘Iemand zou, ‘Wa Mohammadan rasoelolah!’ moeten roepen. Maar niemand deed het. Het was raar om langs de IJssel dit soort dingen te roepen.’ Ook Tala’s laatste rustplaats bevindt zich zowel letterlijk als figuurlijk in de marge: aan de rand van het kerkhof. 

Collectieve rouw leidt vaak tot collectieve verbintenis. Uit de omliggende dorpen verzamelen de gastarbeiders zich regelmatig bij Tala’s graf om te eten, te drinken, te gedenken, soms zelfs zonder Memeds deelname. Dit  tot ongenoegen van de Zalkse conciërge en de predikant. ‘De buitenlanders hier zijn van het type dat hier niet hoort te zijn.’ Dan begint tolerantie hand over hand plaats te maken voor provocatie. Memed moet weg uit de kosterswoning. Zijn auto wordt bekrast, zijn huis bespioneerd en ze komen tot in zijn achtertuin. Een vervaarlijk loeiende kettingzaag ramt de conciërge in een dikke tak van Tala’s boom. Hier wordt niemand geknuffeld underneath the mistletoe, maar wordt een daad van agressie gepleegd in de vreedzame dagen rond Kerst: Memed sprint als een deus ex machina naar buiten, sleurt de man van de ladder en verplettert hem op het graf van zijn dochter: ‘De conciërge, die het scherpe mes in zijn nek bij zijn slagader had gevoeld, (…) besefte nu ook dat Nederland veranderd was.’

Abdolah dweept niet met dwarrelende sneeuw, knisperende haardvuurtjes of kerstgezang met glühwein. Ver weg van die geregisseerde vrolijkheid plengen ijspegels hun bevroren tranen langs het kerkgebouw; Tala’s graf verweert door de nietsontziende vorst in de grauwe poldertoendra. En de papegaai? Die zingt Memed troostrijk toe: ‘Ook dit gaat voorbij.’ Domweg verdrietig waar zijn dochter slaapt.

 


Daan Lameijer rondde in 2014 de master Moderne Nederlandse Letterkunde af en is sindsdien docent Nederlands in Den Haag.

 

Papegaai vloog over de Ijssel
Kader Abdolah
Verschenen bij: Prometheus
ISBN: 9789044629675
448 pagina's
Prijs: € 12,99