Recensie door Rein Swart
In de inleiding schrijft Diski over haar gemengde gevoelens over het reizen. Dit is haar derde ‘reisboek’ na Schaatsen naar Antartica (let wel: met een cruiseschip) en Vreemdeling in een trein (door Noord-Amerika). Ditmaal bezoekt zij Nieuw-Zeeland, Somerset en Lapland. De omstandigheden worden steeds primitiever. Haar behoefte gaat uit naar roerloosheid, een toestand van totale rust, waarin ze haar gedachten de vrije loop kan laten en zich kan verdiepen in de essays van Montaigne, die zich ooit terugtrok uit zijn openbare functies en zich afzonderde op zijn landgoed.
In deel 1 ‘Over afstand’ wordt Diski uitgenodigd voor een boekenfestival in Wellington, Nieuw-Zeeland. Ze gaat daarop in, omdat ze even afstand wil nemen van haar vrij nieuwe leven met de Dichter in Cambridge en waar kan dat beter dan aan het einde van de wereld? Ze besluit om na haar literaire activiteiten enige tijd voor zichzelf te nemen. Ze verlangt: ‘Vreemdheid en vreemderheid zonder blinde wanhoop.’ Voor dat doel heeft ze een huisje gereserveerd ergens in de achterlanden van het Zuider-eiland. Op haar reis daar naartoe komt ze het fenomeen ‘bungeejumpen’ tegen. Tegenwoordig is de beweging niet meer opwaarts naar de hemel, maar naar beneden gericht, stelt ze vast. Op een busstation peinst ze over de reclame-uitingen van een kerkelijke instelling. De stelligheden van het geloof brengen haar op de volgende zelfrelativering: ‘Soms denk ik dat álles, zelfs een zakje snoep, het verdient om gedurende de rest van je leven te worden overpeinsd. Dat zou geen grotere tijdverspilling zijn dan het gezwam waar mijn gedachten voornamelijk uit bestaan.’
Later maakt ze een boottocht over een meer, die verstoord wordt door toeristen met hun zilverkleurige geheugens. ‘…mensen hielden digitale camera’s een armlengte bij zich vandaan om op de nieuwe manier foto’s te maken ? nog afstandelijker dan de oude manier, waarvoor in elk geval fysiek contact tussen de lens, de zoeker en het oog vereist was.’ Ze concludeert dat er voor haar, afgezien van haar bijdrage als professionele schrijver, geen enkele reden was om naar Nieuw-Zeeland of waar dan ook naar toe te gaan.
In deel 2 ‘Over roerloosheid’ zoekt ze een invulling van haar verlangen naar rust tijdens een verblijf van enkele maanden in een achterhuis van een schapenboerderij in Somerset, die door de Boerin wordt bewoond.
In hoofdstukken als ‘Over je schuilhouden, over leegte, over wandelen’ gaat het onder andere over schuldgevoelens als ze zich niet laat zien en binnenblijft. Ze verblijft liever in de lege ruimte die zij in zichzelf ervaart en waar ze altijd naar toe kan gaan. Ze heeft een natuurlijke reflex om met rust gelaten te willen worden en niet mee te doen. Achterblijven is voor haar een luxe.
Als kind al hoopte ze op een kwaal waardoor ze niet op school mee zou hoeven doen, maar ze kreeg een schuldgevoel als ze een kwaal voorwendde.
Desondanks maakt ze tochtjes naar zee in de omgeving van een kerncentrale. Tijdens een rit daarheen ziet ze tot haar verbazing kamelen in een weiland.
In ‘Over oppervlakkig zijn’ schrijft Diski dat ze niet gekweld wordt door eenzaamheid. ‘Waarom is alleen-zijn niet martelend pijnlijk, geen gevreesde ontdekkingsreis naar mijn onvermoede innerlijke gebieden, pieker ik.’ Ze ervaart in zichzelf een niets, een oppervlakkigheid. ‘Tenslotte begint de waarheid me te dagen dat deze afwezigheid van een pijnlijke confrontatie met het duistere innerlijk in feite mijn moment van zelfontdekking is.’
In deel 3 ‘Over duisternis’ wordt ze uitgenodigd om op reis te gaan naar Lapland en daar een reportage over te schrijven. Ze stelt zich een verblijf voor in totale duisternis, maar die blijkt daar niet te heersen. Het hoofdstuk ‘Over reisboeken om den brode’ gaat over haar twijfel het aanbod van de reisredacteur aan te nemen en reisjournalistiek te moeten bedrijven. Ze besluit toch te gaan en verblijft te midden van de Samen, die in het noorden van Zweden hun eigen cultuur proberen te beschermen. Tijdens een nacht ligt ze in een lavuu, een soort open tent te midden van een kudde rendieren. Dat is des te erger als je ook nog eruit moet om te plassen bij ruim min dertig graden onder nul. Gelukkig is er een behaaglijk hotel na een doorwaakte nacht en een barre rit op een sneeuwscooter.
De epiloog bestaat uit een verhaal dat Diski schreef in opdracht van de BBC over een fictieve reis door Afrika waarbij ze poste restante brieven aan zichzelf verstuurt. Op het eind volgen adressen van reisorganisaties van de Samen en het internet-adres van de Boerin in Somerset.
Het is nauwelijks mogelijk om deze openhartige beschouwingen, vaak doorspekt met herinneringen aan een nare jeugd, adequaat weer te geven. Diski schrijft ontwapenend en met een groot zelfbewustzijn, op het neurotische af. Ze is een hypochonder vol schuldcomplexen, zegt ze zelf. Maar dat levert prachtige literatuur op van een grondig denker, die zichzelf niet spaart.