3 januari 2019

Uit het archief – Hans den Hartog Jager, Babel en Sebastiene Postma

door Hettie Marzak

Als het om boeken gaat, kunnen impulsieve aankopen heel verrassend zijn. Een boek kopen zonder dat je weet wat je in handen hebt, maar vanuit het gevoel dat zegt dat het goed is. Vaak valt het tegen en ben je teleurgesteld, maar soms word je getroffen door het werk van een schrijver van wie je nog nooit gehoord hebt en gaat het boek behoren tot je onbetwiste voor-altijd-favorieten.
Een aantal jaren geleden kocht ik in een zo’n onberedeneerde opwelling Zelf God worden van Hans den Hartog Jager; nooit van gehoord, maar de titel intrigeerde me: enerzijds was ik geschrokken door de brutaliteit, de hybris van de auteur om zichzelf aan de goden gelijk te willen maken, anderzijds wist ik: dat wil ik óók. Onlangs heb ik het weer opnieuw gelezen en hoewel ik lang niet alles herkende en wist te duiden, is de verhelderende uitleg van Breughels schilderij ‘De val van Icarus’ nog altijd eenvoudig, maar doeltreffend en boeiend verwoord. God en kunst, daar gaat het om in dit boek. Als de bestaande kunst niet voldoende is om dichter bij God te kunnen komen, dan blijft alleen de kunst van het verdwijnen over: het opgaan in het niets. De gedachten van Den Hartog Jager daarover worden de lezer meegedeeld als iets wat vanzelfsprekend is, alsof we met de auteur aan tafel een gesprek voeren. Of de hoofdpersoon van het boek inderdaad de apotheose heeft weten te bereiken of dat hij bedrogen werd met de verdwijnkunst, wordt gelukkig aan de lezer overgelaten om te gissen.
In het archief van Literair Nederland trof ik tot mijn verrassing een recensie aan uit 2003, zonder opgave van recensent, die voor mij bijdroeg aan een beter begrip van deze mooie debuutroman.

Recensie uit 2003, recensent onbekend:

‘Hans den Hartog Jager (1968) is journalist bij NRC Handelsblad. Hij schrijft voor de cultuursectie en publiceerde onder anderen over Menno ter Braak, Gerhard Richter, Lucian Freud en Vincent van Gogh. Zijn debuutroman Zelf God worden gaat over kunst, God en over de tijdloze leegte.Thomas Locher, een galeriehouder, vertrekt naar Aix-en-Provence. Daar heeft hij een mysterieuze afspraak met Lucas Thorvaldsen, een succesvolle kunstenaar die in zijn galerij exposeert. Lucas wou hem niet inlichten over de reden van de reis dus vertrekt Thomas met een hoofd vol vraagtekens naar het zuiden van Frankrijk.’ Lees verder…

Van Den Hartog Jager heb ik verder nooit meer iets gelezen, maar dit boek blijft me bij.

 

Zelf God worden
Hans den Hartog Jager
Verschenen bij: De Bezige Bij
ISBN: 9789023410676
363 pagina's
Prijs: € 0,00

Toen uitgeverij Van Oorschot De Rode Ruiterij van Babel uitgaf in haar Russische Bibliotheek en in een nieuwe vertaling van Froukje Slofstra, heb ik hartgrondig met mijn tanden geknarst: ik ben sinds jaar en dag een bewonderaar van het werk van Babel en ik heb zijn werk dan ook compleet in de kast staan, tot en met zijn toneelstukken, brieven en wat er restte van zijn dagboeken, maar alles in de vertaling van Charles B. Timmer en sommige dagboekbladen in het Engels. Was die ineens niet meer goed genoeg? Had ik gedurende vele jaren een valse collectie bij elkaar gesprokkeld die Babel geen recht deed? Zou het de moeite waard zijn om die nieuwe en veelbelovende, maar ook dure vertaling aan te schaffen?

In het archief van Literair Nederland vond ik een prachtige recensie van Albert Hogeweij uit 2013: ‘Brilletje op de neus, herfst in de ziel’, de omschrijving waarmee Babel altijd gekenschetst wordt. Het blijkt dat Hogeweij net zo’n liefhebber van Babels werk is als ik: de recensie loopt over van enthousiasme voor dit werk. Niet alleen wordt uitgebreid ingegaan op het leven van Babel zelf, maar ook worden veel fragmenten uit het boek geciteerd. Alles wat je van Babel wilt weten, staat in de recensie vermeld. Hogeweij heeft zijn huiswerk goed gemaakt; een grondige research moet aan het schrijven vooraf zijn gegaan.
Na het lezen van deze recensie wist ik opnieuw weer alles van en over Babel, maar mijn vraag over wat de beste vertaling is, werd niet beantwoord. Hogeweij laat het aan de lezer over om te bepalen welke vertaling de beste is: heel geraffineerd legt hij in het begin van zijn recensie de openingszin van Babels verhaal ‘Sprookje over een vrouw’ aan de lezer voor in twee vertalingen: die van Slofstra en inderdaad die van Timmer. De zin ‘Zij heeft dit met behoud van de knispering van het origineel gedaan’ wijst wat voorkeur betreft in de richting van Slofstra, maar geeft geen uitsluitsel. Aangezien ik de Russische taal niet kan lezen en dus niet weet of het origineel ‘knispert’, (maar daar vertrouw ik bij Babel op) zit er voor mij niets anders op dan in de toekomst beide vertalingen naast elkaar te lezen.

Recensie uit 2013 van Albert Hogeweij:

‘‘Er was eens een vrouw, Ksenia heette ze. Dikke boezem, ronde schouders, blauwe ogen. Zo’n vrouw was het. Hadden u en ik er maar zo een!’ Of: ‘Er leefde eens een boerenvrouw en zij heette Ksenija. Ze had zware borsten, ronde schouders, blauwe ogen. Zo’n soort vrouw was het. Die zou iets voor ons zijn!’ Wie de eerste zin de beste vindt, zal gerechtigheid zien in het feit dat voor het eerst alle verhalen van Babel door Froukje Slofstra zijn vertaald. Zij heeft dit  met behoud van de knispering van het origineel gedaan. Froukje Slofstra is de vertaalster van de eerste zin – de tweede was van wijlen Charles B. Timmer – en is o.a. winnares van de Aleida Schot-prijs voor vertalingen 2007.’ Lees verder…

 

De rode ruiterij
Isaak Babel
Verschenen bij: Uitgeverij G.A. Van Oorschot B.V.
ISBN: 9789028240216
570 pagina's
Prijs: € 45,00

Meestal lees ik een recensie om kennis te nemen van het boek, om te weten of het de moeite waard is het aan te schaffen of meer te leren over inhoud en betekenis van het boek. Een enkele keer is het lezen van een recensie ‘een daad van bevestiging’, als meer mensen mijn mening over het boek delen en of mijn interpretatie de plank niet misslaat.
Trappen, de debuutbundel van Sebastiene Postma, was een bundel die ik langzaam moest openvouwen en geduldig lezen om te weten te komen wat er bedoeld werd. Als een verfrommeld kantkloswerk dat plooi voor plooi moest worden uitgestreken om het in volle glorie te kunnen aanschouwen.

De recensie van André van Dijk streek een aantal plooien voor me glad: ik had moeite met de verbinding van de literaire anekdotes die in de veertig gedichten worden verteld over grootheden uit de Angelsaksische literatuur enerzijds met het thema van de trappen anderzijds. Hoewel ik van beide elementen uit de bundel genoot, vond ik het moeilijk om ze met elkaar te laten samenvallen. Van Dijk doet in zijn recensie uit de doeken hoe beide thema’s te laten samensmelten en waarschuwt al van tevoren: ‘Het lijkt een wat gekunstelde constructie waardoor de lezer zich vooral niet moet laten afschrikken. Hier geldt het algemene adagium van de poëzie: kleine beetjes tegelijk, niet te veel, niet te snel.’ Maar dat wist ik al.
Postma voert een groot aantal dichters op met telkens woorden als traptrede, traploper, ladder, stijgen en dalen vervlochten door de gedichten.

Recensie van 16 oktober 2015 door André van Dijk:

‘In haar debuutbundel Trappen duikt Sebastiene Postma met een serie verhalende gedichten de Engelse poëzie en romantiek in. De veertig verzen vormen een doorlopende reeks biografische schetsen van literaire grootheden die met een haast anekdotische pennenstreek worden neergezet. Een poëtische roddelrubriek waarbij elke eerste strofe van een vers een allusie op een van de aangehaalde grootheden weergeeft’ Lees verder…

Van Dijks recensie leerde me dat de metafoor van de trap gezien moet worden als ‘het stijgen tot grote hoogte en afdalen in diepe ellende’ van de dichters met betrekking tot hun oeuvre en hun persoonlijke leven. Nu ik dat weet, vind ik de bundel nog mooier.

Trappen
Sebastiene Postma
Verschenen bij: Atlas Contact (2015)
ISBN: 9789025445188
48 pagina's
Prijs: € 21,99