Als de eerste bladzijde van een boek of een verhaal bepalend is, zoals in veel literaire analyses wordt beweerd, dan kom je in deze novelle van Georg Büchner wel aan je trekken. In de eerste acht regels: grijs gesteente, zwaar omlaag hangende sparretakken, vochtige lucht, grauwe wolken, nevel zo traag, zo plomp. En ‘Lenz stapte onverschillig door, de weg interesseerde hem niets, nu eens omhoog, dan weer omlaag… het beklemde hem, hij zocht naar iets, als naar een verloren droom, maar hij vond niets.’
Lenz is een jonge man, die zich onrustig en onzeker voelt. Hij wordt gekweld door angst, gevoelens van leegte en door waanvoorstellingen. Hij gaat op zoek naar een plaats om rust te vinden en komt bij een dominee, Oberlin. Deze dominee ontvangt hem vriendelijk en vraagt hem niets, hij mag er gewoon zijn. Lenz gaat met de dominee mee, wanneer deze op huisbezoek bij de boeren in de omgeving gaat. Dat doet hem goed. Maar wanneer hij ’s avonds alleen is, slaat de angst weer toe en springt hij in een koude bron. De dominee en zijn vrouw halen hem eruit en troosten hem. De volgende dag vraagt Lenz of hij zondag mag preken in de kerk. De dominee staat het toe. De mensen zijn geraakt door de preek van Lenz. Later in zijn kamer barst hij in tranen uit.
Hij voert gesprekken met Oberlin over de natuur, over stemmingen, over intelligentie. Dan komt er een vriend, Kaufmann op bezoek. Lenz wordt weer onrustig. Enerzijds kent Kaufmann zijn ouders, hij brengt ook het verzoek van Lenz’ vader over om weer thuis te komen. Anderzijds wordt hij geprikkeld tot discussies over kunst en literatuur.
Een paar dagen later gaan Oberlin en Kaufmann naar Zwitserland. Lenz is alleen en wandelt onrustig door de bergen. Dan komt hij in een hut terecht, waar een ziek meisje ligt. Daar overnacht hij. In gesprekken met de vrouw van Oberlin vertelt hij over die ervaring, maar ook over een meisje, Friederieke, die veel voor hem betekent.
De onrust neemt weer toe. Als Oberlin na zijn thuiskomst uit Zwitserland hem ook vraagt naar zijn vader terug te keren, weigert Lenz. Hij springt weer in de koude bron. De volgende dag blijft hij in bed en klaagt over verveling. Later springt hij uit het raam. Oberlin zoekt iemand, die over Lenz wil waken. Maar hij ontvlucht telkens en vertelt verhalen, die steeds verwarder zijn.
Georg Büchner (1813 -1837) was de zoon van een arts en studeerde ook medicijnen in Hessen. Hij kwam met medestudenten in opstand tegen de adel en schreef pamfletten in regionale kranten. Zijn studie deed hij uit plichtsgevoel, maar hij wilde eigenlijk schrijven. Als schrijver koos hij vooral voor mensen die het slachtoffer zijn van hun onvermijdelijke lot. Büchner had gelezen over de schrijver Jacob Lenz, die al op jonge leeftijd heftige angstaanvallen en wanen had. Hij ging op advies van vrienden naar de predikant Oberlin, in de Elzas, die bekend stond om zijn vermogen mensen te helpen.
In het nawoord van dit boek wordt vermeld, dat Büchner zich vermoedelijk sterk identificeerde met Lenz en een aantal thema’s uit zijn eigen leven projecteerde op die persoon.
Je zou de novelle min of meer een dubbel-verhaal kunnen noemen, de geslaagde beschrijving van Jacob Lenz’ zoektocht naar rust, en de vertaling van Büchners opvattingen over kunst, literatuur en zelfonderzoek.
Dit boekje is de zeer de moeite waard, zowel het verhaal als de korte beschrijvingen van Büchner en Lenz achterin. Daarbij de passende omslag van Caspar David Friedrich. In het Duits zou men zeggen: Ein Kostbarkeit!