Salman Rushdie heeft juist deze week voor het eerst weer van zich laten horen sinds de aanslag op zijn leven augustus vorig jaar in een interview in de New Yorker. Veel over de aanslag en de aanslagpleger, een beetje over zijn nieuwste boek Victoriestad, dat voor de aanslag al geschreven was. Eigenlijk stond er een grote boektour gepland voor deze winter. Maar daar zal niks van komen. Zijn lichamelijke conditie is niet zo best. Hij is blind aan zijn rechteroog, zijn vingertoppen zijn gevoelloos. De grote vraag in het interview is of hij nog weer zal kunnen schrijven. Maar eerst is daar Victoriestad, een episch verhaal over een vrouw die een mythisch rijk tot leven ademt om er vervolgens in de loop der eeuwen door vernietigd te worden.
In de nasleep van een veldslag tussen twee vergeten koninkrijken in het veertiende-eeuwse Zuid-India heeft een negenjarig meisje een goddelijke ontmoeting. Nadat haar moeder gedood is, wordt het negenjarige meisje Pampa Kampana een medium voor de godin die door de mond van het meisje begint te spreken. De godin verleent Pampa Kampana krachten die het begrip van het meisje te boven gaan en vertelt haar dat ze een rol zal spelen in de opkomst van een grote stad genaamd Bisnaga – letterlijk ‘victoriestad’ – het wereldwonder.