‘Als ik in het donker wacht
houd ik een zakdoek aan mijn mond
om mij ervan te vergewissen dat ik bloed
want enkel wie kan bloeden kan ook dromen.’
Het zijn de eerste regels van het openingsgedicht van Peter Verhelst in zijn nieuwe bundel Zon. Verhelst heeft een indrukwekkend oeuvre op zijn naam staan aan poëzie, proza en theaterteksten en kijkt thuis uit op een indrukwekkende prijzenkast. Zon gaat over begeerte, eenzaamheid en verlies in apocalyptische tijden: ‘De zon is prachtig en mededogenloos’, zei hij in een interview op de Belgische radio, waaraan hij zijn kwaadheid toevoegde over de klimaatconferentie in Madrid: ‘ik probeer boven mijn kotsgeluid uit te komen (…) Mijn woede wordt te groot’. Een woede die in Zon meeklinkt als Verhelst bijvoorbeeld teksten van Bart de Wever verwerkt.