Caoineadh Airt O Laoghaire is een gedicht van de Ierse Eibhlín Dubh Ní Chonaill uit de 18de eeuw. Het is een ‘keen’, een traditionele klaagzang over de dood zoals die in de Schotse en Ierse orale literatuur bekend zijn. De ‘Airt O Laoghaire’ uit de titel is de man van de dichteres, die in 1773 werd doodgeschoten. De 21ste eeuwse Ierse Doireann Ní Ghríofa (1981) kende het als kind al van school.
In haar debuutroman Een geest in de keel is ze een moeder van vier kinderen die tussen het stofzuigen en kolven door een verweerde kopie van de klaagzang terugvindt. Ze herleest en het gedicht gaat steeds meer spoken in haar keel. Ze zet zich aan een vertaling, maar verdiept zich ook in het leven van de dichteres en zet dat af tegen dat van haar zelf. Zo wordt Een geest in de keel een confrontatie tussen twee levens die in tijd twee eeuwen uit elkaar liggen en toch een verwantschap hebben. Het boek begint en eindigt met de diverse malen als een mantra herhaalde zin: ‘Dit is een vrouwelijke tekst’.