James Joyce, de grootste experimentele prozaïst van de twintigste eeuw, debuteerde in 1907 met een traditionele verzenbundel. Pas twintig jaar later verscheen de kleine bundel Pomes Penyeach. De titel betekent letterlijk ‘Gedichten voor een penny per stuk’. Het werkje kostte één shilling, dus twaalf penny. De spelling ‘pomes’ imiteert de slordige uitspraak van ‘poems’. Omdat het woord klinkt als het Franse ‘pommes’ (appels), kreeg het in Parijs uitgegeven boekje een appelgroene kaft.
Deze tweetalige editie werd vertaald door Paul Claes.
Alleen
Het gouden maaswerk van de maan
Komt ’s nachts haar webben weven
De lampen in het droommeer gaan
Als goudenregen beven,
De sluwe rietzoom fluistert tot
De nacht een naam – haar naam –
Mijn ziel is zwijmelend genot
Waarover ik me schaam.