Wie ooit de film Fitzcarraldo met Klaus Kinski in de titelrol zag, zal vast nog het beeld voor zich hebben van de doorgedraaide fanaticus die zijn stoomboot de Molly Aida over modderige hellingen van de ene rivier in Peru naar de andere laat slepen. Ook in Aguirre worden we meegesleept in de bizarre gekte van een conquistador in Peru.
Uit 1974 stamt zijn film Jeder für sich und Gott gegen alle waarin een bijzonder leven centraal staat, dat van Kaspar Hauser, de raadselachtige 16-jarige jongen die op Pinkstermaandag 1828 werd aangetroffen in Neurenberg en de bron van allerlei speculaties werd. Ieder voor zich en God tegen allen is nu ook de titel van de herinneringen van een van de belangrijkste Duitse cineasten, Werner Herzog, die de genoemde titels op zijn naam heeft staan. De in 1942 in München geboren regisseur haalt daarin herinneringen op aan de productie van zijn films, maar ook aan zijn eigen jeugd, zijn tijd in Engeland en Amerika en zijn befaamde wandeltocht van München naar Parijs, die hij beschreef in Over een voettocht door de kou.
Oogst week 39 -2022
De man uit de toekomst. Het visionaire leven van John von Neumann van Ananyo Bhattacharya is een wetenschapsbiografie over de man die wel eens wordt vergeleken met Einstein maar nooit diens bekendheid kreeg. Von Neumann (1903-1957)was van oorsprong wiskundige die eens het ‘fonkelende intellect’ van de 20ste eeuw werd genoemd. Hij was een van de belangrijkste betrokkenen bij het Manhattan Project dat de atoombom ontwikkelde. Als kind al gaf hij blijk van een fabelachtig geheugen. Ananyo Bhattacharya, die onder andere voor wetenschappelijke bladen als Nature schrijft gaat in deze biografie meer in op de wetenschappelijke verdiensten van Neumann dan op strikt persoonlijke geschiedenissen. Toch vermeldt hij wel wat anekdotische details zoals het gegeven dat hij zo vaak zakte voor zijn rijbewijs dat hij het papiertje pas kreeg door de examinator om te kopen. Ook mét zijn rijbewijs bleef hij een gevaar op de weg.
Jona Oberski (geboren in 1938) heeft veel gepubliceerd, maar dan als kernfysicus. Buiten de wetenschap is hij vooral bekend door de novelle Kinderjaren uit 1978, waarin de lezer door de ogen van een kind naar de Tweede Wereldoorlog kijkt. Zijn literaire oeuvre is beperkt tot drie romans/novellen. Daaraan wordt nu, vijfentwintig jaar na zijn laatste, een vierde toegevoegd: Strengel. Daarin probeert een man in brieven aan Liz vat te krijgen op de doorwerking van het verleden in zijn heden.
In de tweede brief aan Liz reageert hij op haar vraag of hij misschien ergens bang voor is: ‘En of. Ik geloof er steeds meer in dat ik al zo lang als ik mij kan herinneren bang was, en ook op enkele uitzonderlijke ogenblikken na, voortdurend. Niet speciaal voor iets, of voor iemand, al herinner ik mij wel aangstaanjagende situaties en personen, maar eigenlijk voor alles en iedereen altijd, alsof het nergens speciaal op sloeg, maar algemener was, dus geen moment zonder angst’.