In een brief aan de bekende schrijver Kurt Tucholsky (1890 – 1935) heeft zijn uitgever een opmerkelijk verzoek. Hij vraagt hem om een klassiek liefdesverhaal te schrijven: ‘[…] Maar nu wil ik toch graag weer terug naar de ‘schone literatuur’. Heeft u niets liggen? Wat dacht u van een liefdesgeschiedenis? Denk er eens over na! […]’
En Tucholsky antwoordt: ‘[…] Tja, een liefdesverhaal… Vereerde meester, hoe stelt u zich dat voor? Liefde in tijden als deze? Doet u aan liefde? Wie kan zich vandaag de dag nog liefde permitteren?
Dan liever een klein zomerverhaaltje. […]’
De uitgever: ‘[…] Mensen willen naast politiek en actualiteit ook iets hebben om aan hun vriendin cadeau te doen. U wilt niet geloven hoe ze daarom zitten te springen. Ik denk aan een klein verhaal, niet te omvangrijk, zo’n 100 à 120 pagina’s, iets voor het gemoed, gekartonneerd, een tikkeltje ironisch en met een kleurig omslag. Voor de inhoud hebt u alle vrijheid. […].
En zo zou, na ook nog wat gesteggel over royalties, Tucholsky het boek Gripsholm geschreven hebben. Toch wat anders dan hij, bekend als pacifist, satiricus, journalist en schrijver van vlijmscherpe verhalen normaal schreef.
Gripsholm, een kasteelroman speelt in Zweden. Het lijkt een gewone liefdesroman met de daarin voorkomende standaard thema’s. Maar het is meer. Gripsholm verscheen in 1931 en buiten de muren van het kasteel, in de echte wereld, wordt het mondiaal steeds onaangenamer. Tegen die achtergrond is het geschreven.
Slot Gripsholm bestaat echt. Het staat in Zweden, in het plaatsje Mariefred op nog geen 100 kilometer van Stockholm. Tucholsky woonde vele jaren van zijn leven in Zweden en is daar ook begraven.