Hans Depelchin (1991) werd in 2020 bij het grote publiek bekend met Weekdier. In deze roman schrijft de Oostendenaar over een gefingeerde Antwerpse groep jongeren in de Bevrijdingslaan. Een groot gedeelte beslaan hun relaties en seksualiteit. Over zijn eigen debuut zei hij, onder meer: ‘Ik wist niet dat ik zo pervers schreef.’ De Vlaamse én Nederlandse kritieken loofden hem echter om zijn veelzijdigheid, fantasie en realiteitszin wat de adolescentie betreft. De titel is een dichterlijke metafoor voor de gevoelige mens, zonder zijn schelp. Depelchins poëtische inborst moest wel leiden tot een gedichtenbundel: Spanriem.
Doorgaans worden spanriemen gebruikt om goederen mee vast te zetten in aanhangwagens. Ze houden de controle over wat door snelheid wil bewegen, is het idee. Hoe vaak doet de mens dit niet met zijn emoties? Depelchin dicht in Spanriem over liefde en hoe wij haar niet kunnen (be)dwingen. Drie richtingen kijkt Depelchin uit om de liefde te ontdekken: naar land, naar zee – al refereert de titel hier niet direct aan – en in zichzelf. Bovendien leent zijn dichtkunst zich voor muzikale begeleiding. Er circuleren vele filmpjes op YouTube waar hij zijn gedichten voordraagt in samenwerking met WolfeWolfe en Breathe, twee muziekensembles. Zo wordt Spanriem de gevoelige snaar van een viool.