De titel van Christine Ottens nieuwste boek, De ander bestaat niet, klinkt in eerste instantie als navelstaarderij: alleen jijzelf doet ertoe, naar anderen moet je niet kijken. Precies het hardnekkige schrikbeeld over elitaire schrijvers, die slechts op zichzelf reflecteren terwijl ze ondertussen vervreemd raken van de maatschappij. Otten (1961) bewees echter in het verleden al met Een van ons en De laatste dichters middenin de samenleving te staan en daarover te schrijven. Zij dwong met deze romans tweemaal een Libris-nominatie af en won de prijs zelfs in 2004. Niet ‘l’art pour l’art’, maar ‘met de voeten in de modder’ typeert haar poetica. Ook Gevangenismonologen is een mooi voorbeeld van haar realiteitszin.
De ander bestaat niet is een bundeling van essays die de kracht van literatuur aantonen, haar invloed beter gezegd. Schrijven is volgens Otten geen gewichtloze bezigheid, een louter bellettristische stijloefening. Literatuur, verhalen en narratieven vormen ons denken zo ingrijpend, dat we ons daar niet altijd bewust van zijn. Via geesteswetenschappelijke concepten als culturele toe-eigening, de Auteur als ‘neutrale’ instantie en het maatschappelijk engagement in fictie zwengelt Otten discussies aan die de relevantie van literatuur onderstrepen.