Er was de schrijver al eerder gevraagd waarom hij niet over zijn land Colombia schreef. Een land dat door zijn vele conflicten rijk aan verhalen is en Juan Gabriel Vásquez (1973) bleek een goed verhalenverteller te zijn. Vásquez’ antwoord was dat hij Colombia juist had verlaten vanwege het geweld en om schrijver te worden. Hij publiceerde verschillende romans, korte verhalen en essays en werd bekend van zijn roman Het geluid van vallende dingen (“El ruido de las cosas al caer”). Nadat hij verschillende jaren in Europa woonde (Parijs, Belgische Ardennen, Barcelona) keerde hij in 2012 terug naar Colombia. De vorm van ruïnes gaat over deze terugkeer en wat hij daar aantreft. Hij wordt geconfronteerd met allerlei samenzweringstheorieën rond de moord op Jorge Eliécer Gaitán in 1948, die het startschot was voor jaren van onrust en geweld en waarvan het motief altijd een vraagteken gebleven is. Vásquez verdiept zich in dit keerpunt in de Colombiaanse geschiedenis. Want die moord begrijpen is niet alleen Colombia vandaag begrijpen, maar ook zijn eigen lot en dat van zijn kinderen. Een getuigenis van een schrijver die zijn land probeert te begrijpen. De vorm van de ruïnes opent met deze zin:
“De laatste keer dat ik Carlos Carballo zag, was toen hij met zijn handen op zijn rug geboeid en zijn hoofd diep tussen zijn schouders getrokken een politiebusje in kroop, terwijl onder in beeld de reden van zijn aanhouding verscheen: poging tot diefstal van het kamgaren pak van een vermoorde politicus.”