Na zijn voorlaatste, quasi roman Worst, heeft Atte Jongstra weer een echte roman geschreven die begint aldus:
Er was de zee beneden, daarboven een zwerk van lood. Axel Borg stond met twee benen stevig op Bornholms graniet en liet de blik weiden over zijn reisroute. Hoe lang zou het duren voor de wateren zouden samenvloeien? Aan de einder was het silhouet van Christiansø zichtbaar, een minimale horizonverdikking in een smalle streep licht. Hij had een overtocht geboekt naar deze in de komende maanden schaars bevolkte, geologische ruïne, waar hij zich terug zou trekken voor het Werk.
Aan open zee was ook de titel van een roman die de Zweedse schrijver August Strindberg in 1890 schreef en die zich eveneens afspeelde op een eiland langs de kust van Scandinavië waar iemand door de regering naar toegestuurd werd om de slechte visvangst te onderzoeken. De man krijgt te maken met onwillige eilandbewoners en brengt het er niet goed van af. In Jongstra’s roman trekt een auteur zich terug op het eiland Christiansø om daar aan zijn boek te werken. Maar het rustige eilandleven inspireert hem niet, tot er uit de zwaar vervuilde Oostzee een lijk boven water komt, gevolgd door een stortvloed van gebeurtenissen. Een commissaris met verlof, een ondergedoken crimineel en een Française die hongert naar liefde, proberen er hun eigen soep van te koken, net als de eilanders. En dat geschreven op zijn Jongstra’s, dat belooft wat.