Toen de kinderen klein waren beleefde ik eens een volkomen harmonisch moment met hen dat me bijbleef. We zaten op een kleed in de voorkamer, maakten lappenpoppen. In het bewegen van onze handen, de lapjes stof op het kleed, schaar, draad, de aandachtige gezichtjes, ontstond een verstild moment, als de still van een film. Ik was ervan overtuigd dat zij zich later dit moment als zodanig zouden herinneringen. Toen het ‘later’ was en ik ze erover vertelde, wisten ze van niets. Herinneren is een particuliere aangelegenheid. Een herinnering is ook een uitgangspunt om aan het verhaal van je leven te weven. Ik lees een kleine roman in zachtmoedig proza geschreven. Een man onderzoekt zijn herinneringen aan zijn grootvader. Wekelijks bezoekt hij een lunchroom, bestelt een espresso en schrijft in een notitieboekje (ik denk dat het een notitieboekje is).
Zo’n boek is het, dat je dat wat onbeschreven bleef, toch ziet. De man denkt aan het huis waar hij met zijn grootvader en moeder woonde. Als er bezoek was, sliep hij op de gang voor de kamer van zijn grootvader. ‘Mijn ouders gaven vaak feesten, er werd gedanst.’ Als hij vijftien is, zijn vader allang verdwenen, overlijdt zijn grootvader. Op dat moment ligt hij met zijn dekbed in de gang, hij ziet dat ze grootvader ‘wegdragen’. In zijn liggende positie ziet hij de schoenzolen van zijn grootvader. Deze herinnering is een uitgangspunt.
Herinneren is ook vergeten wat er was, de ladder aan de muur in zijn grootvaders kamer, ‘Natuurlijk, de houten ladder aan de muur, hoe kan ik die vergeten.’ Als kind vroeg hij waarvoor die was. Voor de dakdekkers, zei zijn grootvader. Daar moest hij het mee doen. Als zijn moeder overlijdt, moet het huis leeg. Hij ontdekt boven in het huis een andere wereld door zijn grootvader gemaakt. Daar diende de ladder voor. Wat de man op zolder vindt doet alles wat hij zich gedacht had over zijn grootvader kantelen. De grootvader wordt betekenisvoller, zijn leven achteraf geheimzinniger. Uit herinneringen wordt een verhaal in momenten verteld, een sfeer van een leven geschetst. De schrijver probeert iets aan het licht te brengen, maar dit boek is geen probeersel. Sommige dingen keren als een refrein terug, ‘mijn bed bezet door onbekende mensen. Dan sliep ik op de gang, zo dicht mogelijk bij de kamer van mijn grootvader.’ Gevolgd door, ‘Steeds moet ik dat opschrijven.’ En dat zegt iets.
Zijn grootvader vertelde hem, ‘zacht, bijna onverstaanbaar, over zijn vader die een moestuin had.’ Toen deze soldaat werd, verwaarloosde de moestuin. Vijftig pagina’s verder vindt de man die wekelijks in de lunchroom schrijft een briefje waarop zijn moeder schreef, ‘De grootvader van Johan, de vader van opa. Gesneuveld in 1915 bij Zalklikow’. Dan lees ik, ‘Vertelde mijn grootvader eens over hem, had hij een boomgaard?’ en denk, ja, inderdaad, daar heeft hij het eerder in dit boek over gehad! Dat maakt van dit boek een roesachtig verhaal. Er wordt geschreven over herinneringen alsof je ze kunt benaderen, er zo naar toe kunt lopen om ze te inspecteren. Zoals die schoenzolen van zijn grootvader. ‘Nieuw schoenen. Of nieuwe zolen, dat kan ook. Geen restje straatvuil’. Een zeer tedere roman die je opnieuw wilt lezen, om er het ongeschrevene aan te ontfutselen.
De lunchroom / Hans Muiderman / 120 blz. / In de Knipscheer
Inge Meijer is een pseudoniem, schrijft columns.