Ik kan de verontruste lezers geruststellen: het verdwenen Mariabeeld, waar ik in mijn vorige column over schreef, is weer terecht. Ze stond, weggemoffeld, in een kastje op de gang, met aan haar voeten het kopje van haar kind. Dat heb ik weer op zijn nekje kunnen vastlijmen met secondelijm voordat ik het beeld terugbracht naar zijn vertrouwde plek. Ondanks alle vraagtekens rondom de verdwijning: eind goed al goed. Dan: in een oudere column combineerde ik Thomas Manns boek over de oplichter Felix Krull met een kleine, particuliere gebeurtenis. Verbaasd over mijn lankmoedige houding vroeg een goede vriend en oud-collega: ‘Waarom bel je die man niet gewoon en vraag je hem waar het geld blijft?’ Een eenvoudige en zeer voor de hand liggend advies.
Mijn appje volstond: de geleende 25 euro werd, zonder een berichtje, per ommegaande op mijn rekening gestort. Ik bedankte hem, waarop een kort ‘fijn’ als antwoord kwam. Over zijn ‘fijn’ hebben R., die ook taalkundige is, en ik lang geprakkiseerd. We oefenden verschillende intonaties om er achter te komen of het een oprechte, ironische of spottende reactie was. Hoe dan ook, ook hier: eind goed al goed.
Tot slot het laatste incident, dan hou ik erover op. Ik had Het vonnis van de samenleving, het nieuwe boek van Didier Eribon rechtstreeks bij de uitgever besteld. Zijn Terugkeer naar Reims, over zijn leven als klassenmigrant, behoort tot dat kleine rijtje boeken dat mijn leven werkelijk verrijkte en me meer inzicht gaf in wie ik ben en waar ik vandaan kom, dan welk zelfhulpboek dan ook, (Over het spoor (2)). Hongerig maakte ik de (voor een boek) nogal grote doos open en vond in plaats van een boek een broek. Een spijkerbroek. Klein maatje. Tweedehands. De broek rook naar karton. Het duurde even voordat ik doorhad dat er iets misgegaan moest zijn bij een centraal inpakpunt. De uitgeverij reageerde snel en bondig op mijn mail: ‘Ok, we sturen u het boek en retourticket voor de andere levering.’ Zonder aanhef of een (vriendelijke) groet.
Fijn, had ik willen antwoorden.
Misschien voelden ze zich door mij in de maling genomen, ondanks of dankzij de foto’s van de klein uitgevallen spijkerbroek die ik als bewijsmateriaal had meegestuurd. Vorige week kreeg ik dan daadwerkelijk Het vonnis van de samenleving in de brievenbus, wel met een beschadigd omslag. Daar durfde ik vervolgens niet over te reclameren. In die zin werkt een antwoord zonder aanhef of groet wel goed om mij op afstand te houden. ‘En je ongenoegen wel in je column noemen,’ zegt R. hoofdschuddend. ‘Wat een raar gedrag.’
Van historicus Carlo Ginzburg komt de term ‘omweg als methode’. Je hebt alleen bronnen van zeven-vinkjes-klassen, hoe kun je dan toch iets weten over de denkwereld van de klassen die niet schreven? Door tussen de regels te lezen. Didier Eribon voegt daar als klassenmigrant een dimensie aan toe: zijn eigen ervaring.
Omwegen horen bij mijn leven. Uitstelgedrag ook. Ook deze column is één grote omweg van uitstellen. Eerst een strik om oude columns, dan pas een nieuwe stap zetten. Vandaar die 1 achter de titel.
(Wordt vervolgd)
Eric de Rooij schrijft tweewekelijks een column voor Literair Nederland. Zijn debuutroman De wensvader verscheen in 2020 bij uitgeverij kleine Uil. Onlangs verscheen zijn roman Augustus.