Mira Feticu over haar nieuwe roman Tascha

Interview door Carlijn Brouwer

Het klinkt als een scène uit een spannende film: zeven schilderijen gestolen uit de Kunsthal van Rotterdam, de waarde van de werken ligt boven een miljoen euro. Lang zijn ze zoek, tot het spoor naar Roemenië leidt. Daar zou de moeder van één van de vermeende daders de kunstwerken in het vuur geworpen hebben. Maar of de schilderijen daadwerkelijk tot as zijn vergaan, nog ergens begraven liggen of aan iemands muur pronken – het is nog steeds een raadsel.

Mira Feticu (Breaza, Roemenië, 1973) hoort het nieuws vol verwondering en volgt de ontwikkelingen nauwgezet. Ze is vooral geraakt door de vriendin van hoofdverdachte, Natascha, in de roman afgekort tot ‘Tascha’: door de Kunstroof kwam haar leven in een stroomversnelling. In zekere zin was het haar redding uit de prostitutie, het moment dat haar de ogen opende. Tascha legt een verborgen en pijnlijke wereld bloot. Maar voor Feticu is het duidelijk: dit verhaal moest verteld worden.

Feticu debuteerde in 1993 als dichter, maar legde zich daarna toe op het schrijven van proza. In Roemenië werkte ze als programmamaker bij de nationale radio en verrichtte literair onderzoek aan de Roemeense Academie van Wetenschappen. Na haar verhuizing naar Nederland, tien jaar geleden, verscheen in 2012 een eerste Nederlandse verhalenbundel, Lief kind van mij, en in 2013 de roman De ziekte van Kortjakje.

‘De werkbeurs die ik voor Tascha gekregen heb, heeft mijn leven veranderd. Ik, een Roemeense, heb erkenning gekregen. Het Letterenfonds ziet mij, ik ben niet zomaar een stem die niemand hoort. De beurs heeft me iets van mijn identiteit teruggegeven. Niet alleen ik wil Nederland, maar Nederland wil mij ook!’

En dat is een beloning waar Feticu hard voor heeft moeten werken. Want het was zwaar om een nieuwe taal te leren maar vooral om haar eigen taal achter zich te laten.

‘Het was zelfmoord,’ legt ze uit, ‘maar tegelijkertijd was er geen andere mogelijkheid. Ik kon niet met één been in mijn verleden blijven staan, ik moest schrijven in de taal waarin ik voortaan ook communiceerde. De Roemeense filosoof Emil Cioran, die ook veel in het Frans schreef, drukte het heel treffend uit: “ik liet een gebed achter, en kreeg er een contract voor terug.” Zo is dat voor mij ook precies. Ik heb met mezelf een contract dat ik in het Nederlands schrijf. Ik ben een andere Mira geworden, ik ben anders naar dingen gaan kijken. Ik begrijp ook niet alles in meer in Roemenië.’

Dat gevoel van versplintering lijken meerdere schrijvers, die in een andere taal zijn gaan schrijven, te ervaren. Al snel komt het gesprek op Herta Müller, die tussen het Roemeens en het Duits laveert. In Roemenië interviewde Feticu haar voor de radio toen vrijwel niemand nog interesse in haar had.

‘Ik bewonder Herta Müller niet alleen om haar schrijverschap, maar om haar hele persoon. Zij is een van de weinigen die tegen het systeem, tegen de Securitate [de Roemeense geheime staatsveiligheidspolitie t.t.v. het communistisch regime], durfde te vechten. Zij heeft me geïnspireerd, zij heeft benadrukt hoe belangrijk karakter is. Zij durfde de waarheid te spreken op een moment dat vrijwel niemand dat deed. Ik heb een zwak voor mensen die naar zichzelf durven te luisteren, en anders durven te zijn.’

In Tascha gaat het ook over iemand die zich aan de rand van de maatschappij bevindt. Op de vraag of ze een idee heeft waar die voorkeur voor zulke ‘outcasts’ vandaan komt, hoeft Feticu niet lang na te denken.

‘Ik houd niet van clichés. Je moet altijd naar je eigen stem luisteren. Ook ik heb me afgevraagd waar die obsessie met de waarheid vandaan komt, want ik doe er anderen pijn mee. Maar het heeft er mee te maken dat ik ben opgegroeid in een internaat, en daar verschrikkelijke dingen heb meegemaakt. Misbruik. De waarheid spreken, voor jezelf opkomen, was de eerste stap naar genezing. Je komt nergens als je alles onder het tapijt schuift. De geschiedenis heeft mij geleerd dat waarheid het allerbelangrijkste is. Daarom speelt het ook zo’n belangrijke rol in dit boek; Tascha moet voor zichzelf de waarheid boven tafel krijgen om haar leven op de rit te krijgen. Zoals Ortega y Gasset over Don Quichote zei: “de schellen moesten hem nog van de ogen vallen”. Zo is het met Tascha ook.’

Wanneer Tascha met haar vriend Radu naar Nederland komt, is ze behoorlijk naïef. Ze gelooft Radu wanneer hij zegt dat ze zullen leven als koningen, dat zij – met haar mooie lichaam – gemakkelijk snel geld kan verdienen.

‘Of ik Tascha sympathiek vind? Dat weet ik niet. Maar ik heb een zwak voor slachtoffers, ik vind het belangrijk om in hun naam te spreken. Ik weet niet eens of Tascha doorhad dat ze een slachtoffer was, ze was zo arrogant en zo dom om te zeggen dat ‘de school van het leven’ haar leerschool was. Naar mijn gevoel heeft zij de roof nodig gehad om tot inzicht te komen. Ze was een meisje dat het leven niet begreep en dacht dat schoonheid de sleutel tot geluk was. Ik voelde me verplicht in haar naam te spreken. Om mij heen, op Facebook, zie ik nichtjes en andere vrouwen uit Roemenië die constant met hun uiterlijk bezig zijn. Ze zijn afhankelijk van anderen voor hun geluk. Dat vind ik zo jammer!’

Op de vraag of ze denkt dat ze zelf ook in dezelfde valkuil had kunnen vallen, is Feticu stellig.

‘Eerlijk gezegd, nee. Ik weet dat de grens tussen iets van je leven maken en afhankelijk blijven in Roemenië erg dun is. Maar ik ben iemand die heeft geleerd om te overleven en te vechten. Gelukkig was mijn vader erop gebrand dat ik ging studeren, dat zorgde ervoor dat ik niet in allerlei rare situaties belandde. Ik ben trouw gebleven aan wie ik ben. Maar daarnaast heb ik ook kansen gekregen, heb ik geboft met de mensen op mijn pad. Ik kreeg de kans voor de radio te gaan werken. Ik bofte met mijn docent aan de universiteit van Boekarest, die bij me langskwam toen ik ziek was en mijn verwarming voor het hele jaar heeft betaald. En hier in Nederland net zo, de bibliotheek in Den Haag redde mij. Mijn Nederlands was nog niet zo goed, maar zij namen me aan. Ik was weer thuis, tussen de boeken. De literatuur gaf mij een nieuwe kans. Literatuur is troost, is redding, fantastisch, het is hoop, de toekomst, bijna een religie.’

Literatuur is de grote constante in het leven van Feticu, schrijvers staan op een voetstuk. Hoe kijkt zij aan tegen haar eigen schrijverschap en de verantwoordelijkheid die het met zich meebrengt?

‘Ik ben vooral heel dankbaar dat ik mensen kan helpen door mijn verhaal te vertellen. Dat ze er troost uit putten. Ik geloof in mijn woorden, ik geloof dat ze een doel hebben. Mijn verhaal zoekt het woord in jou.’ Ze denkt even na, en zegt dan: ‘Ik kon Tascha’s verhaal niet onbesproken laten. Dan zou ik over alles moeten zwijgen: over Ceauşescu, over de honger, misbruik, alles! In Roemenië heerst eigenlijk zo’n zelfde drang om overal open over te spreken. Het verhaal van de Kunstroof werd in de Roemeense kranten breed uitgemeten. Compleet met namen en toenamen. De daders werden scherp veroordeeld, hun daad werd bestempeld als gebrek aan beschaving. In Nederland hield men zich meer op de vlakte, werd er minder een oordeel uitgesproken. Maar misschien zijn ze in Roemenië ook gewoon doorgeslagen in vrijheid na de Revolutie.’

Dat het niet allemaal beter werd voor de generatie van na de Revolutie, in 1989, blijkt wel uit Tascha. Geen gouden bergen, maar een leven vol strijd. Is Tascha inderdaad een product van een tijdperk?

‘Dat heeft nog niemand aan me gevraagd, maar ik denk het wel. In het boek zegt de vader van Tascha tegen haar dat alles goed zou komen, omdat ze na de Revolutie geboren is. Want na de Revolutie heb je opeens vrijheid, je kunt vrij praten, hebt mogelijkheden. Maar zo was het niet, want revolutie is niet alleen vrijheid, maar ook chaos. Uit zo’n hausse komt Tascha voort – geen waarden meer, geen normen. Haar dorp was verlaten, de helft van de huizen stond leeg. Iedereen kwam er alleen maar om weer weg te gaan. Tascha komt niet uit een normaal gezin, ze is een erfgenaam van het communisme. En dat weegt in een mensenleven.’

Dat het in het derde boek van Feticu over veel meer dan de Kunstroof gaat, moge duidelijk zijn. Toch wordt daar in de presentatie van het boek juist flink de nadruk op gelegd, in plaats van op mensenhandel, prostitutie. Is die ondertitel (‘De roof uit de Kunsthal’) een marketingstrategie?

‘Nee hoor. Ik heb mijn boek nu eenmaal geschreven met een staart in de werkelijkheid, waarom zou ik die ongenoemd laten? Die roof brengt het leven van Tascha aan het licht. Maar het is wel waar dat die ondertitel ervoor zorgde dat mijn boek veel aandacht kreeg, iedereen herinnert het zich nog. Ik heb er wel kritiek op gekregen – het boek zou te weinig over de Kunstroof gaan. Dan denk ik: misschien heb je de essentie niet begrepen.’

Wat raadt Mira Feticu – behalve haar eigen boek natuurlijk – voor deze zomer aan?

‘Allereerst een paar klassiekers, die altijd met me meegaan: Marguerite Yourcenar, Jorge Luis Borges, Witold Gombrowicz. Van die laatste moet je vooral zijn dagboek lezen, prachtig! Ook heb ik Teju Cole ontdekt: een Amerikaan met Nigeriaanse ouders, die het helemaal gaat maken. En wat betreft Nederlandse literatuur? Ik lees heel veel vrouwen, Rascha Peper, Connie Palmen, Marja Pruis – de manier waarop zij biografieën schrijft! Daar kan ik nog veel van leren. De Nederlandse literatuur vind ik zo stoer, alleen al het feit dat de eerste briefroman werd geschreven door twee vrouwen in 1782, door Betje Wolff en Aagje Deken. Mooi dat ik daar nu ook deel van uitmaak.’

 

Tascha. De roof uit de Kunsthal.
Mira Feticu
Uitgeverij Jurgen Maas
pagina’s: 192
Prijs: € 17,95

Recent

22 maart 2023

Driewerf rosé!

21 maart 2023

Alles geschreven...

Literair Nederland - 10 jaar geleden

27 maart 2013

Oneindigheid tussen een vonk van zwavel en een verre ster
Recensie door Martin Lok

Het blijft altijd weer onwennig, een bundel columns uit een dagelijks verschijnende krant. Elk op zich bedoeld om je voor even te boeien, als vluchtig intermezzo in een zee van nieuws en achtergrondreportages. Met altijd weer de vraag of ze ook achter elkaar gezet boeien.

Dit delen: