Seebüll
Je hebt tijdens het reizen soms het gevoel dat je ergens dichtbij bent. Niet zozeer in letterlijke zin, een plek of plaats, maar alsof een verwachting die sluimert elk moment kan worden ingelost.
Tijdens deze reis door Sleeswijk Holstein lees ik Duitse les van Siegfried Lenz. Het speelt zich af aan het noordelijk gedeelte van de Duitse waddenkust, de afgelopen dagen fietste ik door dat gebied.*) Ik dacht plaatsen uit het boek te herkennen en hoopte dat die herkenning leidde tot een dieper, of onverwacht ander inzicht in het verhaal dat Lenz vertelde.
Op het pad naar het Nolde-museum in Seebüll wordt dat gevoel versterkt. Het leven van de kunstenaar Emil Nolde – geboren in Nolde in Denemarken onder de naam Emil Hansen – heeft de schrijver geïnspireerd tot de figuur Max Hansen, die zijn woning en atelier had op deze terp aan de waddenkust. De ik-figuur Sigi uit het verhaal kwam daar vaak.
In de verte, uitstekend boven de boomtoppen, zie ik de bovenkant van het huis, dat het woonhuis/atelier van Nolde was. Ik loop over de grond die Siegfried Lenz beschreef.
In het restaurant van het museum bestel ik een koffie met Kuchen, een Noordseewelle, maar mijn pinpas (waarmee ik net een ticket heb betaald) weigert dienst. De dame die mij bedient, rukt de pas uit mijn handen en haalt hem met tegenzin door de scanner. Het geluid van een hinderlijke piep. Ze keurt hem af en wil het blad met koffie en Kuchen naar zich toe trekken. Ze heeft nergens zin in. Ik betaal contant.
De Nordseewelle smaakt me niet. Mijn gevoel van verwachting is verdwenen. Hou ik wel van het werk van Nolde?
‘De vader van Sigi groette de schilder met een vaag gebaar ten afscheid voordat de wind ons uit de deuropening rukte,’ schrijft Lenz. ‘Buiten gekomen zette hij zich dadelijk met een schouder schrap tegen de wind [..] en liep voorovergebogen over het erf waar de wind stof opwervelde en een krant aan flarden reet.’ Zo’n wind heb ik gevoeld en onderweg een stuk krant gezien dat tegen het ijzeren vlechtwerk van een tuinhek drukte. Ik kijk uit over het erf.
Ook heeft Lenz me de schilder laten zien. Hij was bezig met een zelfportret en in de spiegel tegenover zichzelf gaan zitten. Maar langzamerhand zag hij dat er geen gelijkenis meer was: ‘Ik zie mezelf eenvoudigweg niet, zei hij, niets wil blijven. Plotseling drukt de kleur geen vriendschap uit maar een toestand van voorbijgaande aard.’
Mijn koffie is koud. Ik betrap me erop dat ik niet meer nieuwsgierig ben – ik voel bijna weerzin – om alle horizonnen en luchten van Nolde te gaan bekijken. Uiterlijke beelden. Ik heb genoeg aan mijn eigen herinneringen aan het landschap hier. Lenz hielp me met onthouden: ‘De scherpe randen van de geulen met hun vertakkingen naar open zee staken af tegen de bodem.’
Even later loop ik langs de tentoongestelde werken. Te snel misschien.
Ineens, volstrekt onverwacht, gebeurt het. In de ruimte die ooit het atelier van Nolde was, zie ik Abraham und Izaäk, de Pharisäer, en een veelluik over het leven en de kruisiging van Jezus. Grof, ruig en krachtig geschilderd. Nolde werd vooral geinspireerd door wat hij zag, dacht ik. Maar nu, hier bovenop de terp bij Seebüll, zie ik wat er in zijn innerlijk verborgen lag.
Hans Muiderman bezoekt eilanden en kustgebieden tot waar de zeeklei ophoudt en het hogere land begint. Hij reist van de Kop van Noord-Holland tot het midden van Jutland in Denemarken. Niet per se in die volgorde.
foto: Anneke van Kroonenburg
*) Zie ook de blog Verrekijker-kijkers