Morbide experimenten

Op internet stuit ik op de aankondiging van een debuutroman waarin, zo meldt de aantrekkelijk bedoelde flaptekst, hoofdpersoon met broertje onder meer morbide experimenten uitvoert met dieren. Toevallig is het in dezelfde week waarin ik een passage lees, ook in een debuut, over muizen die in benzine worden gedoopt en aangestoken. De hele week denk ik over die passage na: niet zozeer omdat het zo’n gruwelijk beeld is, maar vooral omdat ik me afvraag wat de functie ervan is.
Is het belangrijk voor het plot? Nee. Voegt het toe aan een bepaalde sfeer, het decor van het boek? Misschien. Toch zie ik steeds het beeld voor me van een redacteur die de schrijver in de nek hijgt: je moet verder gaan, meer durven, harder zijn.
Ondertussen denk ik aan Lize Spit – of nee, specifieker, aan het stuk dat Christophe Van Gerrewey over Het smelt schreef in De Gids. Hierin schrijft hij, na een opsomming van alle gruwelijkheden die in Spits debuut plaatsvinden: ‘Niets in dit boek heeft meer dan één functie, en de smerigheid moet maar één ding opleveren: aandacht.’

Dat is stevige kritiek. Het smelt staat al maanden op mijn twijfellijstje: ik ben nieuwsgierig en vind het interessant om te lezen wat mijn collega-schrijvers en generatiegenoten uitbrengen. Tegelijkertijd is er dat, ja, het experiment, de dieren, de gruwel. Hoe bepaal je wat je wel en niet leest – en hoe bepaal je of je overwegingen daarin zuiver zijn?
‘Het is altijd rare dingen met seks of rare dingen met dieren,’ verzuchtte een andere schrijver laatst. En dus dacht ik aan Wij van Elvis Peeters, die opent met de verkrachting en verdrinking van een kat. De scène zegt niet zozeer iets over het plot, maar is een aankondiging, een waarschuwing wellicht: weet waar je aan begint. Vervolgens stapelen de morbide experimenten zich op. Als roman over de gevaren van verveling is hij zeker geslaagd, maar ook hier de vraag: had dit onderzoek anders uitgevoerd kunnen worden? Met, bijvoorbeeld, minder?

Ik noem nog twee voorbeelden: The wasp factory van Iain Banks en The End of Alice van A.M. Homes. Waar Banks ieder detail, iedere wending, iedere brandende wesp of hond in dienst stelt van het verhaal, van de psyche van de verteller en die van de broer, lijkt het alsof Homes de hele tijd die stem in haar nek hoorde hijgen: dat ze meer moest durven, dat ze alle grenzen over moest. Wat is toch die fascinatie met, in dit geval, seksueel geweld tegen kinderen en daar zo plastisch mogelijk over schrijven?
Na het zoveelste vervolg op de film Saw werd gesproken over ‘martelporno’: geweld om de heerlijkheid van dat geweld, alles in dienst van het shockeren, niet meer en minder. Doodbeu ben ik dat geshockeer.
Natuurlijk weet ik niet hoe het zit met die experimenten in het aangekondigde debuut, of en wat de functie ervan is. Hopelijk schrijft Christophe Van Gerrewey er een stuk over. Tot die tijd zijn er nog genoeg andere romans die op me wachten.

 


Marijn Sikken mijmert en schrijft over lezen, verhalen en literatuur. Ze zit in de redactie van de Optimist en  in 2013 studeerde ze af aan de Schrijversvakschool. Haar debuutroman, ‘Probeer om te keren’ (2017) verscheen begin dit jaar bij Uitgeverij Cossee.

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Marijn Sikken: