Mijn zoon is zes maanden oud en kan al heel behoorlijk praten. Als hij honger heeft zegt hij dat hij melk wil – ‘warm, maar niet heet’ – en als hij moe is vraagt hij of ik hem zijn slaapzakje wil aantrekken en in bed wil leggen.
Soms zegt hij dat hij zich ‘een beetje zwaar’ voelt en moet ik hem troosten.

Steeds vaker vraagt hij hoe het met mij gaat. Hoe mijn dag is geweest en wat voor boek ik lees, of hoe het nieuwe vaderschap me bevalt en of het wel goed gaat met zijn moeder en mij; het moet toch zeker een hele aanslag zijn op een relatie, het krijgen van een kind. Waren wij eerst niet altijd met zijn tweeën? En hadden wij niet kortgeleden nog maar alle tijd voor elkaar?
Ik probeer hem dan zo eerlijk mogelijk antwoord te geven – ik vind eerlijkheid belangrijk in de opvoeding – en verbaas me er telkens weer over hoe wijs hij dan reageert, begripvol ook, en op zulke momenten moet ik mezelf er echt aan herinneren dat hij nog maar zes maanden oud is. Dat zijn leven nog altijd korter is dan (bijvoorbeeld) de reizen die zijn moeder en ik vroeger hebben gemaakt.
‘Pappa’, zegt hij dan, ‘ik denk dat mamma het niet zo slecht bedoelt wanneer ze je voor gek verklaart. Voor haar is het ook een hele omschakeling en ze heeft natuurlijk veel aan haar hoofd, zeker nu ze weer begonnen is met werken. Echt, ze komt heus weer terug, en je moet erop vertrouwen dat ze nog altijd hartstikke trots is op jou en veel van je houdt,’ en vervolgens geeft hij een opsomming van alles wat ik in zijn ogen goed doe.

Met voorlezen neemt hij al een tijdje geen genoegen meer, en op die momenten zie ik een heel andere kant van mijn zoon. ‘Verzin zelf eens wat,’ zegt hij dan, ‘leg de lat nou eens wat hoger.’
Maar ook als ik hem vervolgens mijn eigen verzinsels vertel is hij meedogenloos: ‘clichématig’ zegt hij dan verveeld, of hij haalt zijn neus op, letterlijk, en begint met een van zijn speeltjes op de rand van de box te slaan.
Een keer las ik hem een verhaal voor dat ik net had afgemaakt en toen ik klaar was zei hij eerst een hele tijd niets. Toen draaide hij zich naar me toe en met een uitdrukkingsloos gezicht poepte hij zijn luier vol. Zo liet hij me het verhaal telkens weer herschrijven en pas toen het in zijn ogen perfect was sprak hij weer: ‘Mooi,’ zei hij, ‘je beste tot nu toe.’

Met vallen en opstaan leert hij nu zelf schrijven. Hij verkiest, gek genoeg, de pen boven het toetsenbord en hoewel zijn verhalen soms nog wat onbeholpen zijn herken ik in zijn stijl – die tegelijkertijd sinister en warmbloedig is – een groot talent. Ze gaan allemaal over zijn moeder.

 


Vincent Merjenberg (1983) werkt aan een roman. Eerder publiceerde hij verhalen in De Gids en Revisor. In het verleden werkte hij bij een uitgeverij. Met vrouw en kind woont hij in Amsterdam.

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Vincent Merjenberg:

Rol