Ik lag met open mond in de stoel bij de mondhygiënist. Met een puntig tangetje prikte ze in tandvlees, krabde aan tanden en kiezen. Daarna zei ze, ‘Zo. Even wat tandsteen verwijderen.’ Ze nam een elektrisch aangedreven slijptolletje waarmee ze kundig en snerpend de bochten en hoeken rond mijn tanden nam. Mijn tong wrong zich als een slang in allerlei bochten, het slijptolletje ontwijkend. Gedachten worden dwingend als je ergens niet aan wilt denken. Dus raakte ik gefixeerd op mijn tong. Ik voorzag het verlies van een stukje tong, er zou bloed zijn, veel bloed en lallend spreken. Die croissant die ik mezelf na afloop had beloofd, kon ik wel vergeten. Kom, hield ik mezelf voor, denk aan iets anders (adem in adem uit). En daar kwam Elizabeth Jane Howard in mijn hoofd. Haar romandebuut, Een heerlijke tijd (1950), lag thuis op de keukentafel. Haar naam resoneerde als een mantra in mijn hoofd: Elizabeth Jane Howard, Elizabeth Jane…
Ze was de stiefmoeder van de onlangs overleden schrijver Martin Amis. Hij was een puber toen Howard in 1962 zijn vader leerde kennen. Zij zette hem aan tot het lezen van Pride and Prejudice van Jane Austen. Kom maar eens om zo’n stiefmoeder. Amis liet graag weten dat hij zijn schrijverschap aan haar te danken had. Terwijl de mondhygiënist met zachte druk tegen mijn kaak mijn hoofd naar links dwingt, denk ik aan de zestienjarige naamloze verteller in Een heerlijke tijd, voor tien dagen uit logeren bij een onbekende familie. Hoe de vertelstem een goed verteller verraadt. Aan het einde van het boek is de naamloze verteller schrijfster, dat is wat ze (net als Howard zelf) voor alles wilde zijn.
De naamloze verteller blijft naamloos, zelfs als het moment daar is om zichzelf aan een ander personage voor te stellen, krijgt de lezer haar naam niet te horen: ‘“Ik heet Lucy,” zei ze. “Hoe heet jij?” Dat vertelde ik haar.’ Deze roman bestaat uit eenenveertig hoofdstukken die, nu ik er bij stilsta, als korte verhalen gelezen kunnen worden. De beginzin van elk hoofdstuk luidt een nieuw, perfect verhaal in. De eerste zin van de proloog luidt: ‘Ik werd wakker doordat de pels waarin ik was gewikkeld van mijn voeten was gegleden, die koud waren.’ Hoofdstukken beginnen met: ‘Dat was het begin van de fijnste kerst die ik me kan herinneren.’ En: ‘De volgende ochtend behandelde mijn vader me alsof er de vorige avond niets was gebeurd, en ik was hem dankbaar.’ Of: ‘De dag voor mijn vertrek wilde mijn moeder beslist dat ik minstens één nieuw kledingstuk kocht.’
Howard vroeg in 1982 haar inmiddels ex-stiefzoon om raad. Of haar volgende boek een eigentijdse versie van Sense and Sensibility moest zijn, of een trilogie over een familie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Amis zei dat ze het tweede idee moest uitvoeren. Dat werd de vijfdelige romanreeks De Cazalets, een geweldige familiesaga. Het heeft iets moois, deze stiefzoon en stiefmoeder die op het literaire vlak elkaars gelijken waren.
Voor ik het wist was de mondhygiënist bij het prettigste onderdeel van de behandeling gekomen; het polijsten der gehavende tanden, dat voelde als de pleister op een geschaafde knie.
Inge Meijer is een pseudoniem, ze schrijft wekelijks een column.