De herfst staat voor de deur en ik heb gelukkig nog niet al het moois van deze zomer gelezen heb. De geur van miljoenen van Merijn de Boer ligt er nog. ‘Wie wat bewaart, die heeft wat’, zegt het spreekwoord dat mijn moeder vroeger (in armoediger tijden) veel gebruikte. Tijden waarin mijn vader een abonnement op de Wereldbibliotheek nam, dat weer wel. Hij ontving op gezette tijden de Russische schrijvers per post en was dagen zoet met lezen. Uit zijn boekenkast ligt hier een bundeling van twee verhalen De jaarmarkt in Sorotsjínintsy en Kerstnacht van N.W. Gogolj, (in 1952 fonetisch gespeld). Het mooiste stuk in dit boekje is eigenlijk het voorwoord van een imker, Rode Pánjko. Voor wie Gogol kent, weet dat de schrijver zelf dit voorwoord schreef waarin hij het heeft over de ‘Avonden op een hoeve bij Dikánjka’ waar boeren en dorpelingen elkaar verhalen vertellen. Verhalen die door de zogenaamde imker (Gogol dus) op papier worden gezet, en wat voor nut dat heeft. Wijdlopige verhalen met vele terzijdes die op het oog niet zo belangrijk lijken maar een verhaal wel uittekenen tot in alle hoeken waar anders niet gekeken wordt.
Zo gauw de eerste regen viel, sloeg ik De geur van miljoenen open. Na de eerste alinea’s keek ik, een zucht slakend, een moment dromerig voor me uit en wist dat het goed was, beter dan goed. Ik trok mijn benen op de bank en las het verhaal ‘Een acrobaat in Accra’ over een vriendschap die de uiterste houdbaarheidsdatum heeft overschreden. En daarna het titelverhaal, waarin een oude rekening vereffend moet worden maar de gedupeerden het er om persoonlijke redenen bij laten zitten. Met daarin een hilarisch terzijde over een van de gedupeerden – Anna Graswinkel: ‘Ze was vernoemd naar Anna Achmatova. Een volstrekt overbodig detail, maar als een personage is vernoemd naar een dichteres, dan kan een schrijver dat moeilijk onvermeld laten.’ Prachtig!
Dan is er nog een zeer (echt waar) liefdevol verhaal, ‘De remise’. Over de laatste dagen van een bejaarde Nederlandse ambassadeur in Marokko die uiteindelijk sterft op straat terwijl een hond hem gezelschap houdt. Dat klinkt triest maar is het niet. Het is of die ambassadeur dit gewenst heeft zo te sterven!
Merijn de Boer schrijft als een muzikant tijdens een jamsessie. Hij varieert er lustig los, gebruikt een ongewone terminologie en vertelt schijnbaar zonder structuur een verhaal. Zoals in ‘De jaguar, Naar een verhaal van Gogol’, waarin een speech wordt ‘getermineerd’, personen ‘gedefenestreerd’ en een ‘petomane snuiter’ in voorkomt. Een terminologie die pedanterig aandoet maar dat helemaal niet is! Gelijk als in een jamsessie. Nog één variatie op een verhaal:‘In slechte handen, Naar een roman van Robbert Welagen’, waarin twee identieke ikken voorkomen. Dubbelgangers die elkaar naar het leven staan en waarin de heerlijke en op het oog niets toedoende terzijde als: ‘Na het eten deden we onze twee zoons (Jacob en Jacob, een tweeling) in bad.’
Om deze terzijdes, de eigenzinnige variaties, lees ik deze schrijver het liefst.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren en over ontdekkingen die zij doet in de marges van de literatuur.