Mijn zwarte kat legt een grote, dode muis voor mijn voeten en kijkt naar me op. Dus doe ik wat er van me verwacht wordt en prijs hem uitbundig om zijn snelheid en zijn messcherpe klauwen, maar tegelijkertijd prevel ik een smeekbede om vergeving voor de gedode muis. En terwijl de kat een opgetogen overwinningsdans inzet, stel ik me voor hoe de muis uit foerageren ging voor haar zeven hongerige kindertjes, die nu een bitter einde zullen vinden. Ik heb de verwarrende gewoonte om altijd meteen de andere kant van de medaille te zien. 

Dat overkomt ook Paul Bäumer, de jonge Duitse frontsoldaat tijdens WO I uit Van het westelijk front geen nieuws van Erich Maria Remarque, wiens wereldbeeld onverwacht  kantelt. Liggend in een schuttersputje, naast het lijk van een Franse soldaat die hij gedood heeft, doorzoekt hij de papieren die de dode man bij zich draagt en moet hij de schok ervaren dat de anonieme vijand die hij geleerd heeft te haten een mens is, net als hij, die ook om zijn moeder riep. Die een naam heeft, een verleden, een achtergrond en die waarschijnlijk net als hij alleen maar naar huis wil, terug naar zijn dagelijkse leven. Hij vraagt de dode Fransman om vergiffenis: ‘Nu zie ik pas dat jij een mens bent zoals ik. […] Vergeef me, kameraad! We zien het altijd te laat. Waarom zegt men ons niet telkens opnieuw dat jullie net zulke arme kerels zijn als wij, dat jullie moeders zich net zoveel zorgen maken als die van ons en dat wij dezelfde angst voor de dood kennen en hetzelfde sterven en dezelfde pijn – Vergeef me, kameraad, hoe kon jij mijn vijand zijn? Als wij deze wapens en dit uniform van ons afwerpen, kun jij mijn broeder zijn […]’

Wat zou het gemakkelijk zijn als ik staande op een zeepkistje op de Dam luidkeels aan de aanwezige menigte kon verkondigen hoe de wereld in elkaar steekt, zó en niet anders en wie het tegendeel beweert is gek. Maar ik weet niet hoe de wereld in elkaar zit. Ik weet niet eens hoe ik zelf in elkaar zit. Leo Vroman ook niet, getuige zijn gedicht:

Tussendoor

Wij begrijpen ach zo veel,
ja misschien alles wel verkeerd;
hebben daarvan het tegendeel
misschien te hard geleerd.
Ik maak dus mijn verontschuldigingen
over het hopeloos misverstand
en ons hopeloos onverband
met alle dingen.
Wat heb ik dan in godsnaam bedoeld
zoals ik door de wereld liep
tussen de werkelijkheden door?
Heb ik dan niet gezien, gevoeld
dat ik mijn hele leven sliep?
En waar sliep ik dan voor?

Ik benijd en tegelijk vrees ik mensen die alles zeker weten en overtuigd zijn van hun gelijk. Ik ben de eeuwige twijfelaar, die steeds over de streep moet stappen die mensen en meningen scheidt om het van de andere kant te bekijken. Er zullen vast wel middelen bestaan om hier iets aan te doen. Maar ik weet niet zeker of ik dat wil. Ook die medaille heeft twee kanten.

 

Uit: Daar / Leo Vroman (2011)


Poeziërecensent Hettie Marzak schrijft maandelijks een column voor Literair Nederland.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Hettie Marzak: