Yaser uit Syrië woont ruim een jaar in mijn woonplaats. Ik sprak hem af en toe maar nooit diepgaand. Een paar weken terug kwam ik hem tegen op straat. Hij omhelsde me uitgelaten. Hij zag er anders uit, verzorgder. En toen ik zag hoe licht zijn ogen waren, realiseerde ik me pas hoe verlegen en in zichzelf gekeerd hij was tijdens die paar keer dat ik hem had gesproken. Reden van zijn opgetogenheid was de hereniging met zijn vrouw en twee kinderen.

Een paar dagen later kreeg ik een mail van een kennis die weet van mijn contacten met vluchtelingen. ‘Ik heb een tweepersoons matras over. Kan ik er iemand blij mee maken?’ Het bleek een matras van hoogwaardige kwaliteit. Yaser, dacht ik al snel. Ik belde hem; wat aarzelend, want ik had het matras niet gezien. Maar hij hapte meteen toe. Hij en zijn vrouw sliepen nu op een provisorisch bed, vertelde hij, in afwachting van wat beters. ‘Het is wel een matras zonder ombouw’, zei ik. ‘Geeft niet. We leggen het op de grond. Later bouw ik wel een bed.’

Mijn kennis had aangeboden het met zijn auto te brengen omdat het een log geval was. Toen het aankwam, zei Yaser meteen: ‘ik draag het wel. Ik woon vlak bij.’ Tijdens zijn vlucht heeft hij voor hetere vuren gestaan. Hij schoof het 1.60 bij 2.00 metende geval tot ver over zijn hoofd, zijn armen breeduit eronder. Ik tilde het laaghangende stuk om te voorkomen dat het over de grond zou slepen. We hadden 800 meter te gaan. Onderweg moest ik Yaser tot twee keer toe vragen even stil te staan omdat mijn armen verkrampten. Toen we beiden bezweet aankwamen, nodigde hij me uit voor koffie. Zijn vrouw was er niet. Ze bezocht haar zus die tien maanden geleden naar hier kwam. We praatten luchtiger deze keer. Het ging nu meer over de toekomst. Ondertussen bedankte hij me diverse keren voor het matras. Ik ben daar altijd wat verlegen mee. Ik wil geen hulpverlener zijn, maar elk ‘dankjewel’ wrijft me die rol in.

Waar ik naar op zoek ben in deze contacten is de verwantschap. Zo verschillend als we zijn herken ik in het vluchtelingenbestaan iets dat appelleert aan ervaringen uit mijn eigen leven. Ik ben benieuwd naar hun verhaal omdat het, hoe onduidbaar dat ook is, iets losmaakt in mezelf: ontheemd zijn, je onveilig voelen, de verrukking over iets moois, je een vreemde in de wereld voelen, geluk om een weerzien. Is het iets dergelijks? Als ik even later naar huis ga, denk ik aan een scène uit Het kleine meisje van meneer Linh van Philippe Claudel, waarin vluchteling Linh en de dikke Bark op een bankje in het park zitten. Ze vertellen elkaar hun levensverhaal. Jij bent als lezer de enige die het te horen krijgt. Linh en Bark missen die informatie: ze verstaan elkaars taal niet. En toch begrijpen ze elkaar. Ik geloof dat ik een beetje Bark zou willen zijn. Liever dan hulpverlener.