Op een rommelmarkt heb ik een reusachtig zwart houten Boeddhabeeld gekocht. Het torende zo eenzaam uit boven de babykleertjes en de barbiepoppen, dat ik besloot het mee naar huis te nemen. De dame achter de kraam noemde een belachelijk lage prijs en toen ik vroeg of ze het ook voor de helft deed, omdat je op een rommelmarkt nou eenmaal moet afdingen, stemde ze zonder aarzelen toe. Ik meende zelfs iets van opluchting op haar gezicht te lezen, ‘zeker omdat ze dat zware beeld niet mee terug hoefde te sjouwen’, dacht ik nog.
Thuisgekomen bleek het Boeddhabeeld nogal gehavend te zijn: het had een hazenlip en er liep een litteken verticaal over zijn rechteroog, alsof het tijdens een gevecht in een havenkroeg van een dronken matroos een haal met een mes gekregen had. Zijn duimen, die het vanuit zijn gevouwen handen omhoog stak, zaten los. Ik lijmde ze weer op hun plaats. Deze mudra, het handgebaar van de omhooggestoken duimen, staat voor intuïtie, helder inzicht en wilskracht, had ik gelezen. Toen ik het beeld in de tuin op een sokkeltje gezet had en het van een afstand bekeek, vroeg ik me af of het eigenlijk niet twee middelvingers naar me opstak.
In de dagen daarna leek het beeld zich te verplaatsen. Negen van de tien keer was het mijn zwarte kat, die door de tuin sloop. Soms ook keek ik tegen de zijkant van mijn nieuwe bril aan, waar ik nog niet aan gewend was. Maar steeds vaker schoof er in de tuin een zwarte schaduw voorbij die ik uit mijn ooghoek kon waarnemen en waarvoor ik geen verklaring had. Ik werd me op een zen-achtige manier bewust van de dingen om me heen. Ik werd waakzaam, voorzichtig, alert. Ik wilde het betrappen. Maar steeds als ik keek, zat het Boeddhabeeld weer op zijn sokkel, glimlachte sereen en gaf niets prijs.
Boeddha
De Boeddha heeft zijn intrek
in ons huis genomen: een houten beeld,
de Boeddha zelf. Hij zit op het dressoir
en zwijgt; hij eet niet mee, maar leeft
van wat wij hem aan aandacht geven.
Als wij vertrokken zijn, maakt hij
de kamer van illusies vrij,
van woorden die wij in de haast vergaten.
Hij lijkt niet te bewegen, maar dat
is schijn: vannacht heb ik hem nog
met andere Boeddha’s horen praten
en ik vermoed, dat hij, als wij
naar school of werk vertrokken zijn,
zijn benen strekt en ademhaalt.
(Uit: Arjen Sevenster, Bloemen in de regen, 2018)
Ik besloot Siddharta van Herman Hesse nog eens te lezen. In deze roman over een spirituele zoektocht naar het ware zelf worden ervaringen gezien als de beste manier om de realiteit te begrijpen en inzicht te verkrijgen. Blijf niet zoeken naar de waarheid, zegt de Boeddha, laat slechts je overtuigingen los. Dat probeer ik nu maar te doen. Als ik weer een glimp opvang van het Boeddhabeeld aan de wandel, lees ik het gedicht van Sevenster en denk ik alleen maar: die lotushouding moet ook wel vreselijk zeer doen op den duur.