Het kan geen kwaad als ik af en toe duidelijke leesafspraken met mezelf maak. Doe ik dat niet, dan loopt een boek dat onverdeelde aandacht verdient het risico dat het gezelschap van verwante titels moet dulden. Voor de duidelijkheid: ik ben geen lezer die meer dan één boek tegelijk leest. Ik kan alleen de verleiding moeilijk weerstaan als het ene boek het andere uit de kast lokt.
Omdat ik de bui al zag hangen, sprak ik mezelf streng toe voordat ik in De haas en de regenboog van Paul Claes begon. Onder het mom van ‘deze roman moet voor zich spreken’ verbood ik mezelf ook maar één boek van of over Arthur Rimbaud uit de kast trekken.
De haas en de regenboog gaat over de Londense periode van de dichters Arthur Rimbaud (de regenboog) en Paul Verlaine (de haas). Zij onderhielden een vriendschap met homo-erotische trekken die met een knal eindigde. Verlaine schoot Rimbaud in zijn arm, werd veroordeeld (niet vanwege het schieten, maar vanwege de tegennatuurlijke aard van zijn omgang met de minderjarige Rimbaud) en belandde in de gevangenis. Het kwam tussen de twee nooit meer helemaal goed.
De feiten zijn mij bekend sinds ik in 2004 op de tentoonstelling Arthur Rimbaud (1854-1891). Een seizoen in de hel in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel de processtukken inzag. Ik zou me tijdens het lezen tot die feiten en wat weetjes beperken en voor de rest vertrouwen op wat literatuur zoal vermag.
Ik weet niet meer precies vanaf welke bladzijde ik excuses begon te verzinnen om op mijn voornemen terug te kunnen komen, maar na verloop van tijd wilde ik toch weten waar in deze historische roman de werkelijkheid ophoudt en de verbeelding begint. (Het viel vervolgens helemaal niet mee de betreffende periode in Arthur Rimbaud, de biografie van Enid Starkie, te traceren).
Door al die strofen die Paul Claes citeert, kreeg ik bovendien heel veel zin in Rimbaud zelf, en zo zat ik nog voordat ik De haas en de regenboog goed en wel uit had al met Een seizoen in de hel – het prozagedicht dat bij verschijnen een experiment heette te zijn, maar tegenwoordig een meesterwerk gevonden wordt – op schoot.
Paul Claes heeft Een seizoen in de hel vertaald en met veel kennis van zaken geannoteerd, maar wel zo gedetailleerd dat het nog maar voor één uitleg vatbaar lijkt. Die aantekeningen sloeg ik over. Ondanks De haas en de regenboog hoopte ik Een seizoen in de hel redelijk blanco te kunnen herlezen.
Dat lukt natuurlijk niet, want de roman van Paul Claes leest als één lange voetnoot bij het prozagedicht van Rimbaud. Nu ik net heb gezien en gehoord dat Arthur Rimbaud en Paul Verlaine in Londen allesbehalve liefdevol samenleefden, en gelezen hoe radicaal Rimbaud brak met literaire conventies en in Een seizoen in de hel alles op alles zette, kan ik onmogelijk doen alsof dit boek niets te maken heeft met het leven van de negentienjarige die het schreef. Ik is niet altijd een ander.