Ik worstelde met een boek, ik begreep er niets van, dacht dat het aan mij lag. Ik kwam de deur niet meer uit, had slapeloze nachten. Het boek kon er niets aan doen. Het was een op het oog eenvoudig boek, korte genummerde hoofdstukken van anderhalf, twee bladzijden. Als iemand vraagt waar gaat het over, zou ik zeggen: over schuld en onschuld, online roddelen, bedrog en liefde en ja, ook over de dood. Er zat nog iets in dat boek wat ik er na drie keer lezen maar niet uit kreeg. Ergens bleef ik in gebreke, dat ergerde me. Toen was ook de Australische dichter Les Murray nog overleden. Hij zou dit jaar eenentachtig worden. Ik las ooit een stuk van Maarten Elzinga dat me direct voor de dichter innam.
Elzinga verbleef in 1994 in een vertalershuis in Duitsland waar een collega-vertaler onderzoek deed naar koeien, voor de vertaling waar ze aan werkte. Elzinga’s nieuwsgierigheid was gewekt, hij spiekte over haar schouder: The Cows on Killing Day van Les Murray. ‘All me are standing on feed. The sky is shining. / All me have just been milked…’, en was verkocht. Dat doet de taal van Murray dus, je een ongekend gebied in trekken.
Murrays gedicht Hantering van de nagelclipper vond ik een van de verrassendste gedichten toen ik zijn werk leerde kennen. Om dat ‘knor en oempf’ en ‘misduimd’ en dat het dus werkelijk over het knippen van teennagels ging. Om van een even banale als afstotende (ik gruw van nagelknippers in mijn bijzijn) verzorging van het lichaam iets ritmisch te maken. Je leest het nog eens en weer wordt met elk woord het bewustzijn aangesproken.
‘Na blootvoets, knor en oempf
weerkaatst de teennagelclipper
die bumpers knipt van buitennagels
op de harde houten vloer.
Het schuin afstaande hefboomroer
ketst af, misduimd, van de overkaak
buit weer toe en trimt a tempo
de haken van middelst loopwerk.
Tsjak! De hele tang schiet weg
onder de bank – til die bank op
graai met overdwarse arm
herpak je om nog meer te knotten,
een overzijdse knie omklampend
toon je binnendij, en snoeit
de hoornen uitwas die de planken
met grijze kever-bix bestrooit.’
Les Murray groeide op als enig kind op een boerderij aan de noordkust van Australië. Zijn moeder kreeg meerdere miskramen en overleed toen hij twaalf was. Zijn vader leed aan depressies, verwaarloosde de boerderij. Als puber zwerft Murray veel buiten rond, jaagt op konijnen, denkt erover mee te vechten in Vietnam. Zo nu en dan schrijft hij een gedicht. Dan ontmoet hij zijn vrouw Valerie Morelli, ze krijgen vijf kinderen. In 1965 verschijnt zijn eerste bundel, The Iles Tree. Murray leed aan depressies en verdween soms wekenlang van de radar, rondtrekkend door Australië. ‘Een depressies kwam als een ongewenste gast die te lang bleef hangen’, zei hij tijdens een interview met de Bayerischer Rundfunk in 2014. Murray schreef zijn gedichten met de hand en op de typemachine. Een computer was nooit een optie geweest.
Les Murray was er van overtuigd dat zijn gezin, de poëzie en zijn geloof hem voor een leven als paria en vijand van de ‘human’ behoed hebben. Hij publiceerde meer dan dertig bundels en werd jarenlang getipt (aan dovemansoren) als kandidaat voor de Nobelprijs.
Opeens wist ik wat me in het boek met de korte hoofdstukken tot ergernis dreef. Bij iedere herlezing werd er iets nieuws ontdekt maar werd het verhaal diffuser. Bij herlezing van de lange en soms cryptische gedichten van Murray ontstaat er een helderheid die leidt tot iets op zichzelf staand. Ik hou van dingen die op zichzelf kunnen staan.
In 2013 verscheen het omvangrijke en door Maarten Elzinga vertaalde De planken kathedraal (525 p.) bij De Harmonie.
Inge Meijer is een pseudoniem.