Laat ik het hebben over een vergeten stad waar een getergde dichter woont (die liever muzikant was), die op een scooter zijn reisfobie tracht te overwinnen en van dit alles poëzie maakt. En over de groupie in mij die achter de getergde dichter aansurft tijdens zijn tour langs virtuele podia. Geen sex, drugs & rock ‘n’ roll groupie die steevast eindigt in de porno-industrie (volgens wikipedia) maar de eigentijdse. Surfend van blog naar blog waar de bundel Ademhalen onder de maan van hand tot hand ging en nu in enigszins beduimelde staat bij mij op tafel ligt. De sporen van bewondering en teleurstelling zijn gelegd, het oordeel is geveld.
Als bundel werd het werk van de getergde dichter vergeleken met de uitstraling van een gemeentefolder of juist geprezen om dat ene gedicht, dat nu net niet van de getergde dichter zelf was. Een ander prees zijn bundel als perfect waarna het verwijt (waarom niet eerder zo gedicht, was de getergde dichter soms te lui, te ongeduldig geweest?) direct toesloeg. En ach, de getergde dichter werd steeds getergder en zoals het een goed dichter betaamt schreeuwde hij met opeengeperste lippen: ‘Jullie begrijpen er helemaal niets van, laat me met rust’. Maar toen hij zijn lippen van elkaar deed en zijn mond opende kwam daar het verraderlijk vage: ‘Waarschijnlijk zit er wel wat in je kritiek’.
Als groupie ter plaatse had ik hem een flinke borrel geschonken en hem het zelfvertrouwen van een klassiek dichter laten ervaren. Wat dit dan ook mag inhouden, zeker is dat aan ondermijnende kritiek, hoe licht ook, niet werd toegeven. De dichter hoeft niemand te vriend te houden. Een getergde dichter moet een beetje sarren en stoken. Dat is goed voor het vuur dat brandende moet worden gehouden .
De getergde dichter schreef een bundel vereenzamende en tevreden makende poëzie. Tevredenheid en eenzaamheid gaan hand in hand, een fijn koppel. In eenzaamheid kan de groupie in mij een volstrekt tevreden staat van zijn bereiken. Daar komt geen drugs & rock ‘n’ roll aan te pas. Poëzie waarover een dergelijk fijn sluier van vervreemding ligt dat eenzaamheid zich des te sterker laat gelden, is mij genoeg. Dat is niet dramatisch. De poëzie van de getergde dichter is aan de werkelijkheid ontleend en daar bevindt zich geen drama in. Zijn werkelijkheid gaat zo diep als hij nodig heeft om te (over)leven. Elke bundel steeds moeilijker te doorgronden. Waar vanuit een haast meditatief schrijven de schrijnende zaken des levens belicht worden; waar doen we het voor en wat is het doel van dit al.
Dan wordt het tergender. De bundel wordt geprezen om het gedicht dat niet door de getergde dichter zelf is geschreven maar vertaald. Dat doet denken aan een scène uit het liedje ‘De eerste klant’ van Wim Sonneveld. Over twee geliefden die een winkel
beginnen maar geen klandizie oogsten. Toen ze ten einde raad waren en hun liefde verbleekte, ‘Toen kwam er een meisje naar binnen/ Een briefje van tien in haar hand/ Die vroeg of de baas dat kon wis’len/ En dat was hun enigste klant.’ De groentewinkel gebruikt als wisselkantoor en de bundel van de getergde dichter als doorgeefluik van een andere dichter.
Tragisch het lot van de getergde dichter in zijn vergeten stad die verlangd naar (…) roken op bankjes met lotgenoten, roken / wat ik maar tussen vloeipapier kan krijgen, roken / tot elke gedachte is verdampt (…) Je bent zo moe. De wereld is groot / en vol geheimen. Het nest is het beste./ Pas op want ik blijf.’
Waarmee de reisfobie gesublimeerd wordt en ik, als groupie hem vanachter mijn tafel op de voet zal volgen.
Deze column was een bijdrage aan de boekblogtour van Ingmar Heytze ter gelegenheid van zijn bundel Ademhalen onder de maan, georganiseerd door Not Just Any Book.
Inge Meijer is een pseudoniem, schrijft over ontdekkingen aan de randen van de literatuur.