Het blijft één van de meest lastige vragen die je jezelf kunt stellen: welke kant zou je kiezen in tijden van oorlog? Maar het is de vraag of het onderscheid tussen ‘goed’ en ‘fout’ in moeizame en turbulente tijden wel zo eenduidig is. Dit gegeven ligt aan de basis van Antonio Pennacchi’s roman Het Mussolinikanaal en wordt subliem samengevat in de sleutelzin van zijn boek: ‘Iedereen heeft zijn eigen gelijk’. Een zin die in één klap duidelijk maakt dat wat ‘goed’ is multi-interpretabel is. Het gelijk waaraan Pennacchi zijn roman ophangt is het gelijk van de Peruzzi’s, een arme boerenfamilie die zich op zoek naar een beetje meer geluk in het leven aansluit bij Mussolini. Het resultaat is een prachtige kroniek van een sympathieke, fascistische familie.
Don Pericles Peruzzi, pastoor in de Agro Pontino, is de verteller van Het Mussolinikanaal, een Italiaanse familiegeschiedenis in de traditie van Bernardo Bertolucci’s 1900 (Novecento) of Tullio Giordana’s La meglio goiventù. Al staat bij Pennacchi de confrontatie van tegenstrijdige gezichtspunten minder centraal dan bij Bertollucci en Giorndana het geval is. Het is het gelijk van de Peruzzi’s dat overheerst. De strijd tegen het water in de Pontijnse Moerassen is de metafoor voor de worsteling van de Peruzzi’s om het hoofd boven water te houden. Een worsteling die de familie van don Pericles deelde met die van dertigduizend andere Italianen, die net als zij in de eerste jaren van Mussolini’s regime de armoede en honger van Noord-Italië ontvluchtten om onder Rome een nieuw bestaan op te bouwen.
De Peruzzi’s waren weliswaar altijd wel een redelijk welvarende familie geweest. Niet rijk, maar zeker ook niet arm. Een grote familie, met een groeiend aantal kinderen, die ‘in zijn eentje die gehele Po-vlakte kon bewerken’. Maar veranderende wisselkoersen en een verslechterende economie had hen in de problemen gebracht, en ertoe geleid dat graaf Zorzi-Vila hun geld en vee, en daarmee ook hun toekomst af had gepakt. Berooid en uitgekleed wendden de Peruzzi’s zich tot hun vriend Edmondo Rossoni, op dat moment de tweede man van het fascistisch regime in Italië en vertrouweling van Mussolini. Hij hielp hen aan twee percelen op de Pontijnse vlakte en daarmee aan een nieuwe toekomst.
Antonio Pennacchi vervlecht in zijn roman de geschiedenis van de Peruzzi-familie met die van het fascisme in Italië. Opa Peruzzi had in 1904 Rossoni geholpen en met hem in de gevangenis gezeten. Het was het begin van een vriendschap voor het leven, die van vader op zoon werd overgedragen en meegroeide met de macht van het fascisme. Later zou ook ‘onderdeur’ Benito Mussolini een graag geziene gast in huize Peruzzi zijn. Overigens met wisselende waardering aan de zijde van opa Peruzzi. Die steunde Mussolini weliswaar politiek, maar verdacht hem er ook van een oogje te hebben op zijn vrouw. Hetgeen er na ieder bezoek van Mussolini steevast toe leidde dat opa Peruzzi zijn vrouw ‘s avond voor ‘sloerie’ uitschold, om haar daarna in het duister van de slaapkamer weer tot zijn vrouw te maken.
Opa en oma Peruzzi hadden in rap tempo vier zonen en drie dochters gekregen, en de familie zou in de loop der jaren verder groeien. Vrijwel alle zonen verbonden zich in eerste instantie aan het socialisme, maar volgden Mussolini en Rossoni toen deze in 1919 de fascistische partij oprichtten. Sterker nog, ze waren erbij en vormden al snel een fascistische knokploeg. Nadat de socialisten de hooimijt van de Peruzzi’s – noodzakelijk om de winter goed door te komen – hadden aangestoken, nam de familie wraak en stak op zijn beurt het vakbondskantoor in de fik. Ze kregen de smaak te pakken en maakten er een gewoonte van om socialistische kantoren in brand te steken. Pennacchi beschrijft deze ontwikkeling zeldzaam lichtvoetig, in schril contrast met wat je zou verwachten bij zo’n beladen onderwerp, en presenteert het fascisme haast als onschuldig tijdverdrijf: ‘Het was een verzetje, een manier om de tijd door te komen’.
Dat het werk van de Peruzzi-broeders verre van onschuldig was bleek toen de tweede zoon, Pericles Peruzzi, een plattelandspastoor in Comacchio in opdracht van Rossoni (en Mussolini) ging ‘waarschuwen’. Pericles was na oma Peruzzi de spil van de familie, ‘de leeuw van ons volk.’ Hij had in zijn jonge jaren reeds het mes op de keel van een pastoor gezet en leek dus geknipt voor de job. Maar terwijl hij de pastoor ‘alleen‘ een pak slaag wilde geven, raakte hij hem met zijn stok op een ongelukkige wijze in de nek en hoorde een droog, knappend geluid. Een ogenschijnlijke onfortuinlijke maar onbeduidende gebeurtenis in een woelige periode maar wel een die zowel voor de toekomst van Pericles Peruzzi als voor die van zijn gehele familie bepalend zou zijn. Een gebeurtenis die Pericles aan de vrouw bracht en zijn familie aan een paar percelen op de Pontijnse vlakte. Een gebeurtenis ook die vele jaren later tot de geboorte zou leiden van don Pericles Peruzzi, die naar eigen zeggen werd verwekt ‘in die nacht dat mijn vader die arme pastoor uit Comaccio vermoordde’.
Het knappe van Pennacchi’s familiekroniek is dat het onderscheid tussen ‘goed‘ of ‘fout‘ geen allesoverheersende rol speelt, maar ondergeschikt is aan de geschiedenis van het geluk van de Peruzzi’s. Niet dat de schrijver zich er niet bewust van is, daarvoor maakt hij bij monde van don Pericles te expliciet duidelijk dat er naast de waarheid in zijn verhaal een andere waarheid is. Maar het onderscheid overheerst niet, speelt eigenlijk geen rol. Pennacchi schetst bij monde van zijn verteller domweg die ene geschiedenis die hij besloten heeft te schetsen, ogenschijnlijk zonder daarbij zelf een keuze te maken: ‘Ik vertel u de waarheid van de Peruzzi’s, die mijn ooms aan mij hebben verteld zoals zij die hebben beleefd. Om een ander geluid te horen, het gelijk van de anderen, moet u met die anderen gaan praten.’
Slechts op één moment maakt de verteller duidelijk waar hij zelf staat, als hij beschrijft hoe de fascisten onder leiding van Mussolini door de straten van Rome defileerden en de macht grepen. Natuurlijk in het bijzijn van de Peruzzi’s. Wederom beschrijft Pennacchi de geschiedenis lichtvoetig, in termen van een ‘uitje’. Om vervolgens onmiddellijk duidelijk te maken dat die lichtvoetigheid niet moet worden gezien als teken van instemming. Het laatste wat hij wil – zo verzekert hij zijn lezers – is zeggen dat de fascisten gelijk hadden: ‘Helemaal niet. Het moet duidelijk zijn dat ik het hier niet over fatsoenlijke mensen heb – het waren mensen die, als je in het parlement iets tegen ze inbracht, een fascistische knokploeg op je afstuurden’. Maar deze ontboezeming, deze stellingname, verhindert niet dat de Peruzzi’s de sympathie van de lezer weten te winnen. Hun misstappen ten spijt. Zelfs als Pericles met zijn stok per ongeluk de nek breekt van de arme plattelandspastoor uit Comacchio voel je vooral mee met het ongeluk van de moordenaar, en niet met dat van de pastoor.
Pennacchi maakt in Het Mussolinikanaal op indringende wijze duidelijk dat de keuze tussen ‘goed’ en ‘fout’ veel moeilijker is dan deze in eerste instantie lijkt. Waarbij de mens bovendien veroordeeld lijkt tot het maken van foute keuzes: ‘Maar wij dachten dat dat goed was, punt uit, laten we er niet op doorgaan, dit is nu precies het drama van de menselijke conditie: je bent er bijna altijd toe veroordeeld om het verkeerde te doen, en dat terwijl je juist denkt dat je gelijk hebt.’ Jouw gelijk dan, niet dat van de ander. Het is de prijs die de mens betaalt voor zijn bestaan. Het is de verdienste van Pennacchi dat die prijs niet gepaard hoeft te gaan met verlies van sympathie. Want lezenderweg verovert de familie zich, ondanks hun keuze voor de ‘foute’ kant, onherroepelijk een plek in je hart. De lezer van Het Mussolinikanaal kan niet anders dan van de Peruzzi’s gaan houden. Alle knokpartijen, brandstichting en moorden te spijt. Het blijft een sympathieke, fascistische familie.
Het Mussolinikanaal
Auteur: Antonio Pennacchi
Vertaald door: Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd
Verschenen bij: Uitgeverij De Bezige Bij (2011)
Aantal pagina’s: 512
Prijs: € 29,90