Ach, we houden zoveel van lijstjes, van hiërarchieën. Héérlijk vinden we het, die Top 2000, die filmlijst van de IMDb, die peilingen van Maurice de Hond. Genieten. Redacties weten dit als geen ander en verwennen ons met sterren: vier sterren voor die film met Julia Roberts, drie voor die met Tom Hanks, vijf voor die schitterende roman van Buwalda. Dit lijstjeswalhalla is ook de wetenschap niet onbekend gebleven en dientengevolge schonk de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ons reeds tien jaar geleden de beeldschone, tot diepe ontroering voerende ‘Nederlandse literaire canon’. Voor literatuurliefhebbers was dit een godsgeschenk – dat Slauerhoffs Het verboden rijk op plaats 109 stond, en dat we Heijermans’ Op hoop van zegen op plaats 65 aantroffen. ’s Avonds, als met het donker de eerlijkheid komt, huilen wij allen nog van verdriet om de schamele plek van Vestdijks De koperen tuin (117), doch bij het opstaan bejubelen wij Multatuli, en begroeten wij elkaar – bij de badkamer, in de supermarkt – met citaten uit de Max Havelaar.
Tja, die Multatuli. De grootste Nederlandse auteur aller tijden, met zijn Max Havelaar als het neusje van de literaire zalm. Zijn wij echt allemaal zulke multatulianen? Op middelbare scholen wordt hij nog maar weinig gekozen voor de leeslijst (men leest liever iets van Hermans of Mulisch), en in een werkgroep Moderne Nederlandse letterkunde aan de RuG bestudeert men duizendmaal liever Nicolaas Beets (ja, desnoods zelfs Jacob van Lennep). Is Multatuli dan echt gedoemd om de Homerus van zijn tijd te worden? Vaak genoemd (want dat staat erudiet), maar nooit gelezen? Nu, misschien niet. Atte Jongstra, bekend van zijn roman De avonturen van Henry II Fix (2007), heeft toetsenbord ter hand genomen en een vlot, boeiend essay over Multatuli geschreven: Kristalman. Als dít er niet in slaagt om nieuwe Multatuli-lezers te werven…
Kristalman, met als ondertitel Multatuli-oefeningen, is een hoogst opmerkelijk boek. Kennis van Multatuli of van zijn vele publicaties is niet vereist. Het heeft wat weg van een biografie van Eduard Douwes Dekker (de eigenlijke naam van Multatuli, waarschijnlijk overbodig om te vermelden, maar – om met Jean Pierre Rawie te spreken – ‘je weet nooit wie zo’n stukje onder ogen krijgt’); aan de andere kant gaat Kristalman over veel meer. Vanuit de gedachte dat de figuur Multatuli is ‘gekristalliseerd’ in allerlei ditjes en datjes wordt er geen levensbeschrijving van de schrijver gegeven (op een kort overzicht na dan), maar wordt hij benaderd vanuit verschillende, bijzonder verrassende invalshoeken. Zo worden er hoofdstukken besteed aan worst, melk en Multatuli’s opvattingen over ‘gevoel’. De verkenningen of ‘oefeningen’ die Jongstra doet om Multatuli beter te leren kennen, gaan vaak aan de hand van citaten, met name uit Multatuli’s Millioenen-studiën (1872) en Ideeën (1872-1880). Het stevig ingeburgerde beeld van de idealistische schrijver die zich met hart en ziel inzet om een emancipatie van Nederlands-Indië te bewerkstelligen, moet plaats maken voor een veel genuanceerder beeld: eerzucht en een kort lontje zijn dan wel moeilijk verenigbaar met het beeld van de ‘held’ Multatuli, ze maken hem tezelfdertijd tot een veel interessanter persoon.
Boeken over oudere literatuur zijn zelden ‘leuk’. Wie neemt wel eens een literatuurgeschiedenis mee op vakantie? Lekker op het strand liggen bladeren in een verhandeling over het retorisch vernuft van Cicero. Flaneren over de boulevard van Marseille, met in je zak een pocketversie van Bastets biografie van Couperus. Een knappe Spanjaard aan de haak slaan door te beginnen over de maatschappijvisie in de Don Quichot. Nou, wie? Laten we eerlijk zijn: het merendeel der Nederlanders vindt het lezen van literatuur-historische werken te gênant voor woorden. Liever bloot in de trein dan met Beets in de trein. Nu zal Atte Jongstra hier weinig verandering in gaan brengen, maar wellicht wil men toch voor Kristalman wel een uitzondering maken: het is namelijk een vakantieboek. Het is rijk geïllustreerd, zowel in beeld als in woord (bij dit laatste denke men aan citaten uit Couperus en Zola), en het ademt een opgewekt sfeertje uit. Hier is geen dweepzieke multatuliaan aan het woord, geen stoffige filoloog, maar een romanschrijver die eens grondig onderzoek heeft gedaan naar een belangrijke collega van weleer en dit onderzoek op een luchtige wijze presenteert. Er schuilt ook humor in.
Natuurlijk blijft de vraag voor wie dit boek bestemd is. Allereerst natuurlijk de Multatuli-fans, al is het maar de vraag of zij zich altijd kunnen vinden in Jongstra’s opvattingen van onze Veellijder. De letterkundigen zullen zich kostelijk vermaken met Kristalman (en er in stilistisch opzicht veel van kunnen opsteken), maar hun aantal is te verwaarlozen binnen de wereld van het geschreven woord. Rest de ‘gewone’ lezer. U dus. Komaan, wees een Vakantielezer! Denk aan zandkorreltjes over voetnoten, denk aan de knappe Spanjaard! Denk aan al die bevallige, charmante multatulianen, die in strandcafés en nachtclubs smachten naar uw kennis van de timmervaardigheden en melkafkeer van de grootste Nederlandse auteur aller tijden! Komaan!