Waarde lezer, nu de sneeuw gesmolten is, de rivieren zich sinds lang weer overtroffen hebben in het buiten hun oevers treden en het bijna kerstmis is, neemt mijn hang naar Russische literatuur de overhand. Waarmee ook een vereenzelviging met een bepaalde verteller optreedt die uitblinkt in het aanstippen van stemmingen en uitdiepen van gevoelens. Maar vooral is het zijn verteltrant die me niet meer loslaat. Ik heb het over Ivan Toergenjev, (-jef of jew (op de verschillende uitgaven wordt zijn naam anders gespeld). Wat een charmant schrijver. Toen ik hem decennia geleden ontdekte in de boekenkast van mijn vader, raakte ik zo door hem betoverd dat er sprake was van verliefdheid. Al zou ik hem nooit anders ontmoeten dan in zijn verhalen (hij overleed in 1883).
Maar is het niet mooier (ook om verliefdheid onverminderd te blijven ervaren) dat het onderwerp van deze innerlijke gevoelens, onbereikbaar moet blijven? In de verhalen van Toergenjev die over de liefde gaan, is het onbereikbare van de geliefde een belangrijk aspect. Het heimelijke smachten om alleen maar een glimp van de begeerde persoon op te vangen zoals in het verhaal ‘Eerste liefde’. Waarin de 16-jarige zoon des huizes een liefde opvat voor de naburige 20-jarige dochter van een vorstin. Zo gauw de liefde verstoord wordt door een kus of het anderszins uitwisselen van deze smachtende gevoelens, is het evenwicht verstoord en wordt het een spel van aantrekken en afstoten. Ja, zo is het beter een geliefde op afstand te houden. Erover te schrijven.
Zo gauw ik Toergenjev lees, raak ik opnieuw onder zijn bekoring. Hoe hij zijn verhalen, (of zoals hij ze ook wel noemt, schetsen) aanvangt met vertrouwenwekkende zinnen als; “Lezer, kent u die kleine hoeven van adellijke hereboeren, waaraan een vijf en twintig, dertig jaar geleden ons Grootrussische Randgebied zo rijk was?”
Dan zit ik innerlijk al te knikken en zeg;’ Ja,ja, natuurlijk. Die kleine hoeven. Wie kent ze niet.’ Ik ervaar dan een betrokkenheid die me haast lyrisch maakt. Omdat de schrijver mij betrekt in zijn verhalen alsof ik er toe behoor. Verhalen waarin beschrijvingen van personen en achtergronden nog wijdlopig zijn. Om getuige te zijn van de omslachtigheid aan woorden tussen een doortrapte paardenhandelaar en een onervaren koper (uit: ‘Lebedjanj’).
Of het verhaal ‘De ongelukkige’ dat begint met: “Ja,ja, begon Pjotr Gawrilowitsj, dat waren zware dagen… ik had die herinnering liever niet weer opgehaald… Maar ik heb het u beloofd, dus ik zal alles moeten vertellen. Luistert u maar.”
En dan luister ik, omdat ik me na deze eerste zin medeplichtig voel; hij heeft me iets beloofd. En niet alleen degene die iets belooft moet iets inlossen, maar ook degene die een belofte heeft losgemaakt moet, in deze, zijn luisterend oor bieden. Dus steek ik deze kerst de waddenzee over met mijn Rus en gaan we bij Nes aan land. Als de dis gedekt is, de wijn ingeschonken zullen wij samen plaatsnemen nemen bij het houtvuur en laat ik hem, wijdlopig als hij is, zijn verhalen vertellen.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren van het leven en over de ontdekkingen die zij doet in de marges van de literatuur.