‘Volgens het boekje had ik allang op het houten jassenpark moeten liggen, verklaarde een montere Jules Deelder in een interview ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag op 24 november 2019. Deze mijlpaal werd groots gevierd met een poëtische en muzikale happening in de Rotterdamse Doelen. Drie weken later, in de nacht van 18 op 19 december is de dichter, schrijver, performer, jazzmusicus, Sparta-supporter, stadsicoon én de eerste nachtburgemeester van Rotterdam dood – de stad in shock achterlatend.
Dat Jules Deelder verschillende keren mijn pad heeft gekruist, kan ik, met enige verbazing, maar naar volle tevredenheid constateren. We schrijven allereerst 1984. In een kleine galerie aan de Vughterstraat in Den Bosch vindt op een druilerige zondagmiddag de opening van een kunsttentoonstelling plaats. Als pauzenummer, tussen de bubbels en oesters door, wordt een donkere, vampierachtige verschijning aangekondigd die het Brabantse geroezemoes al snel doet verstommen. Ene Jules Deelder uit Rotterdam, strak en zwart in het pak met een donkere vlinderbril op zijn neus. Hij neemt direct het woord en vuurt lichtelijk nerveus een mitrailleursalvo af op de stomverbaasde aanwezigen. Volledig uit het hoofd declameert hij het nog maar net uitgegeven gedicht ‘Portret van Olivia de Havilland’. Hij trakteert de toehoorders in razend tempo op zijn bekrompen jeugdherinneringen en de donkere jaren vijftig in het algemeen in ‘een wereld die van kwesties aan mekaar hing’:
‘We trapten bussie
in verlaten straten
en zochten spoor
in van geheim door-
drongen zomeravonden
en kochten klapkauwgom
met indianenplaatjes
en het portret van
Olivia de Havilland
in een wereld die
van kwesties aan me-
kaar hing …’
Eén ding wordt meteen duidelijk: kijken en luisteren naar Jules Deelder is een geweldige ervaring, maar maakt het wel moeilijk te volgen wat hij zegt. Net zoals alleen het lezen van Deelders werk ook niet de volledige impact daarvan aan de oppervlakte brengt. De dichter/performer, of zoals hij zelf placht te zeggen: aucteur, leeft als de ultieme vertolker van zijn eigen woordkunst. Het een kan niet bestaan zonder het ander. Het wonderlijke gevolg daarvan is, dat als ik nu een vers van Deelder onder ogen krijg, dat steeds sneller ga lezen en in mijn hoofd de dichter hardop met me meeleest.
In de jaren ‘90 is Deelder regelmatig te zien in jazzcafé Dizzy aan de Rotterdamse ’s-Gravendijkwal. Dizzy is het enige café met een nachtvergunning waar onvermoeibare stappers zich verzamelen voor een laatste glas. In een hoekje achter de bar staat een draaitafelset met een uitgebreide verzameling grammofoonplaten. Jules draait jazz, onverstoorbaar en met zijn rug naar het cafépubliek gekeerd. Uit een meegebracht plastic tasje pakt hij het ene na het andere album, inspecteert de hoes – bril op het voorhoofd en neus op de tekst – alsof hij de plaat voor het eerst onder ogen krijgt. Zacht mompelend wisselt hij het ene nummer af met het andere. Niemand besteedt aandacht aan hem, zo heeft hij het het liefst.
Jazzverleden
‘De jazz stamt van de negers
De negers in Amerika
De negers in Amerika
stammen van huisuit uit Afrika
Ze werden door ons Hollanders
met schepen naar de States gebracht
En bepaalde niet eerste klas
maar als beesten vastgeketend in
stinkende ruimen opeengepakt
om aan de overkant – zo
ze nog leefden – als slaven
te worden verpatst
Een zwarte smet op ons verleden
maar hadden we ze niet gebracht
hadden we nou geen jazz gehad
en dat zou nog erger geweest wezen’
Fietsend door de regio Rijnmond ontkom ik niet aan een ontmoeting met Deelder. In de fietsbuis van de Beneluxtunnel, tussen Pernis en Vlaardingen, is het ontroerende gedicht ‘Voor Ari’ (1985) in grote letters op de tegelwand aangebracht. In normaal tempo is het vers woord voor woord te volgen, ga je iets sneller lijkt het alsof de dichter de woorden in zijn welbekende staccato over je uitstrooit. In dit gedicht over zijn toen pasgeboren dochter is Deelder op zijn best, in grote contrasten: nuchter en gevoelig, eenvoudig en diepgaand, schreeuwend en intiem.
‘Lieve Ari
Wees niet bang
De wereld is rond
en dat istie al lang
De mensen zijn goed
De mensen zijn slecht
Maar ze gaan allen
dezelfde weg
Hoe langer je leeft
hoe korter het duurt
Je komt uit het water
en gaat door het vuur
Daarom lieve Ari
Wees niet bang
De wereld draait rond
en dat doettie nog lang’
In 2015 is Jules Deelder een van de optredende dichters tijdens de 33ste Nacht van de Poëzie in Utrecht. Het publiek, inmiddels opgewarmd door dichters als Pieter Boskma en K. Schippers, krijgt een razende voordracht van de serie ‘Rotterdamse kost’ over de culinaire eigenaardigheden van de doorsnee Rotterdammer voorgeschoteld. Daarna volgt een snoeiharde vertolking van ‘De hardnekkige Samaritaan’, een cynische verhandeling over hoe de dakloze de helpende hand verontwaardigd afwijst. Het gedicht is een vergaarbak van grofheden in Rotterdams dialect, vol met pleurt-op, tiefstralen, ruggetuffer en zak-in-de-stront. Onder een daverend applaus van het opgefriste publiek is Deelder zeven minuten later alweer in de nacht verdwenen.
De hardnekkige Samaritaan
‘Wat mij laats gebeur…
Leggik erges langs de weg
erges me roes uit te slape
worrik wakker gemaakt door
’n halleve zool op een paard
die vraag ovvikket koud hep?
Ik zeg: vent krijg de dood-
straf met je koud mafkees
rot naar je familiegraf
doet mijn een lol maar die
gozer verstame verkeerd
want die scheur in ene ze
jas doormidde en wil de
helleft an mij geve…!’
Aan de Rotterdamse Binnenweg, naast het naar dochter Ari vernoemde café, staat sinds 2014 een standbeeld van Jules Deelder. Op het eerste gezicht een wat armzalig aandoend silhouet in donker metaal uitgevoerd. Toch is de ongrijpbaarheid en het onvoorspelbare van de dichter hier goed uitgebeeld, opnieuw als tegenstelling: volop aanwezig maar altijd op de achtergrond. Het beeld correspondeert wonderwel met de iets verderop aan de muur bevestigde Deelder-spreuk in neon: De omgeving van de mens is de medemens. Een prachtige ode aan een dichter die, maar al te vaak weggezet als oppervlakkige woordgoochelaar zijn geheel eigen register bespeelde en ons een indrukwekkend oeuvre heeft nagelaten. Rotterdam komt er wel weer bovenop, maar de poëzie zal zonder deze kleurrijke zwartkijker voor altijd anders klinken.
Blues on tuesday
‘Geen geld.
Geen vuur.
Geen speed.
Geen krant.
Geen wonder.
Geen weed.
Geen brood.
Geen tijd.
Geen weet.
Geen klote.
Geen donder.
Geen reet.’
Jules Deelder was auteur bij uitgeverij De Bezige Bij waar hij meer dan vijfentwintig dichtbundels, zo’n vijftig prozawerken, meest verhalenbundels, alsook enkele toneelstukken en twee stripboeken in samenwerking met Rob Peters, publiceerde.