Jazz improvisaties

Het Zuidelijk Toneel & het paleis hadden rond het tournee met King Lear op de website een stemwijzer geplaatst. Als je die invulde, kwam je erachter welk personage uit dit toneelstuk van Shakespeare je het meest nabij kwam. Dat zou voor mij, was de uitkomst, neerkomen op King Lear/Kent/Gloucester, maar dat was niet om te schrikken, aldus het geruststellende commentaar. Het betekende alleen maar, dat ik naar zekerheid in het leven zocht. En dat kan wel een beetje kloppen.

Het deed me denken aan een schitterende passage in Herfst van Karl Ove Knausgård:
Voor mijn vader was het protestantse vermoedelijk verbonden met mijn moeders voorbeeldigheid, en dat hij altijd hard reed, altijd andere auto’s inhaalde, was, denk ik nu, een poging om aan alle regels, alle verboden, alle plichten en alle betutteling in zijn wereld te ontsnappen. Politiek gezien was hij liberaal, voor individuele vrijheid en tegen de sterke staat, terwijl mijn moeder juist voor de sterke staat was en zich solidair met de zwakkeren betoonde. Het moge duidelijk zijn dat mijn moeder altijd langzaam en voorzichtig reed.’

Ik heb, denk ik het meest met Knausgårds moeder: voor een sterke staat, solidair met de zwakkeren en – in de tijd dat ik nog een auto had – voorzichtig rijdend. Maar ik herken wel zijn vaders poging om aan alle regels, alle verboden, alle plichten en betutteling te ontsnappen. Enige recalcitrantie is mij ook niet vreemd.
Misschien hield Knausgårds  vader, meer dan zijn moeder, wel van jazzmuziek, improvisaties die regels aan hun laars lappen. Maar dat niet alleen; Gert Verbeek, een oud-collega, schreef op zijn blog over de film M (Sara Forestier): ‘Het lijkt erop dat de regisseuse haar film een realistische tintje heeft willen meegeven door improvisatie toe te laten. Het voordeel daarvan is dat de acteurs alle ruimte hebben om zich vrijuit uit te drukken.’ En dan komt zijn – en mijn bezwaar –: ‘Het grote risico is dat ze geen maat weten te houden en hun overdaad aan teksten uitmondt in vrijblijvend gekeuvel waarbij de gedachten bij de kijker dreigen af te dwalen.’

Dat is wat ik namelijk ook tegen sommige (jazz)improvisaties heb: de ideeën rijgen zich aaneen zonder dat er op een gegeven moment nog een lijn te ontdekken valt. Maar, dat moge duidelijk zijn, dat geldt lang niet voor alle improvisaties. Er is één pianiste die het zó mooi doet, dat ik er wel pap van lust: Kaja Draksler. Zij weet eenvoudige thema’s uit te werken tot stukken die staan als een huis, doorwrocht én van een verfijnde structuur. Wat ze doet, beweegt zich tussen improvisatie en compositie. Het is spannend, maar nooit oeverloos zoals in de film M. Verre van dat. Het is allemaal weloverwogen en niet in een hokje te stoppen, oftewel jazz oftewel modern klassieke muziek. Dat maakt haar tot één van de interessantste musici van dit moment, denk ik.

 


Els van Swol leest alles wat los en vast zit en slaat als het even kan geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Zij bezoekt regelmatig het concertgebouw waar ze dan weer over schrijft in haar columns.