De titel van dit boek, Het barbiehuis, doet wellicht iets anders vermoeden dan waar het boek daadwerkelijk over gaat. De Italiaanse titel Lotta di classe, oftewel ‘Klassenstrijd’ geeft een beter idee over de inhoud van het boek. De roman gaat over vier jonge Italianen, die behoren tot de zogeheten ‘duizend euro generatie’, een term die regelmatig gebruikt wordt voor de Italianen van nu die eind twintig of begin dertig zijn. Een generatie die gestudeerd heeft en die hoog opgeleid is, die vaak een academische titel heeft. Toch belanden zij niet zelden vanwege de enorme werkloosheid en corruptie van het hedendaagse Italië in de slecht betaalde baantjes, het werk voor niet- en laagopgeleiden, áls ze al werk vinden. Met deze baantjes verdienen ze bruto maximaal 1.000 euro per maand, waarvan het bijna onmogelijk is om rond te komen. Los nog van het feit dat ze totaal niet uitgedaagd worden in hun werk en zich kapot vervelen met alle gevolgen van dien. Hogerop komen is vrijwel onmogelijk.
De vier hoofdpersonen uit dit boek werken allemaal in een callcenter, voor nog geen 80 cent bruto per telefoongesprek van 2,5 minuut. Langer of korter bellen met de klant heeft direct negatieve gevolgen voor hun salaris. Ze wonen samen in een huis in een armetierige buitenwijk van Rome, en hebben moeite om rond te komen, maar wat zij vooral een probleem vinden is dat zij onder hun niveau werken, en dat dat zeer waarschijnlijk zo zal blijven. De hoge heren blijven op hun plaats in de betere banen en de jonge hoogopgeleiden zullen nooit promotie maken. Het gaat er immers niet om of je gestudeerd hebt. Andere dingen zijn veel belangrijker: bijvoorbeeld of je de juiste personen kent. Kenmerkend is de terugkerende uitspraak van Nicola, het jongere broertje, dat hij gaat studeren en doctorandus zal worden. De andere drie hoofdpersonen horen dit aan, maar zij hebben evengoed gestudeerd en toch ook niets bereikt. Zij hebben hun dromen al in illusies zien veranderen, met Nicola zal dit ook spoedig gebeuren.
De hoofdpersonen wonen in hetzelfde huis en zijn familie, huisgenoten of collega’s. Het boek is verdeeld in vier hoofdstukken, elk hoofdstuk wordt vanuit een ander personage beschreven. Gaandeweg worden de onderlinge verhoudingen duidelijk. Celestini gebruikt duidelijke, makkelijke taal en hierin is dan ook de kracht van deze roman gelegen. Bovendien weet hij precies hoe en wanneer hij humor moet gebruiken. Zo begint het boek als volgt: ‘Toen de dokter mijn moeder openmaakte, was haar slokdarm verdwenen. Die was weggebrand door het zwavelzuur. Daarmee hielp mijn vader de muizen in de kippenren om zeep. […] Maar toen werd het winter en wilde hij weten of zwavelzuur ook kon bevriezen. […] Om de proef op de som te nemen, legde hij de fles in de vriezer, en toen heeft mijn moeder er een slok van genomen. Het ging per ongeluk. Toen de dokter haar openmaakte, was haar slokdarm verdwenen.’ Het boek zit vol met dit soort anekdotes. Hoewel je medelijden hebt met de personages, beschrijft Celestini de gebeurtenissen op zo’n manier dat het wel luchtig blijft, ondanks dat het toch niet de meest luchtige onderwerpen zijn die worden aangesneden (dood van een moeder, ziekte, werkloosheid, alcoholmisbruik).
Jammer is alleen dat het verhaal nogal aan de oppervlakte blijft: veel meer dan een zwaarmoedige kijk op het hedendaagse klassensysteem en de corruptie in Italië laat het niet zien. Er wordt vooral veel geklaagd, terwijl de auteur er veel meer uit had kunnen halen door de karakters van de hoofdpersonen meer uit te diepen en in te gaan op hun persoonlijke problematiek. Ook is het niet geheel duidelijk wat Celestini nu precies wil met deze roman: wil hij commentaar geven op de hedendaagse maatschappij, of gewoon een vermakelijke roman schrijven met wat personages die worstelen met zichzelf en hun beginnende (of juist niet-beginnende) carrière? Een antwoord hierop blijft achterwege. Zonde, want slechts wat vermakelijke anekdotes laten geen blijvende indruk achter.