In eigen handen

Om de verschijning van Augustus deze week te vieren, nodigde goede vriendin B. mij uit voor een bezoek aan een handlijnkundige. ‘Het wordt geen zweverig gedoe,’ zei ze. Op het erf scharrelde een zwerfkat. In de verte klonk het lawaai van boerenprotesten. We gaan gedrieën in de opkamer aan een ronde tafel zitten. Wanden vol met boeken, want de handlijnkundige is ook wetenschapper, een bekend historicus. Esther Captain publiceerde samen met Onno Sinke onlangs Het geluid van geweld, over de Indonesische revolutie. Vlak na de capitulatie van Japan klonk in steden en dorpen de strijdkreet ‘bersiap’, een woord dat verbonden is aan een bloedige periode in de Indonesische geschiedenis. Daar had ik graag met haar over willen praten. 

Lang geleden had ik weleens iets gelezen van handlijnkundige Julius Spier, een bijvangst van de dagboeken van Etty Hillesum, zodoende kon ik aan enkele lijnen in mijn hand wel een naam maar verder weinig betekenis geven. Als Esther vertelt dat ze haar opleiding tot handlijnkundige gedaan heeft bij Ellen Duim, denk ik toch een moment in de maling genomen te worden. Maar Duim is een bekend handlijnkundige, zoals Benno Baksteen een bekend piloot is. Een aptoniem, een naam die bij je beroep past. 

‘Je handen zijn een feestje voor een handlijnkundige!’ zegt ze lachend. Vriendin B. en ik verzitten, nieuwsgierigheid is ons niet vreemd. Op mijn pink heb ik een pauwenoog. ‘Je hebt een groot gevoel voor rechtvaardigheid.’ Dat ziet ze in mijn linker- en in mijn rechterduim. Ik zal hier niet alles herhalen wat die middag is verteld, ik heb het opgenomen op mijn Iphone en kan het terugluisteren. Je zoekt bij zo’n consult naar herkenning, naar nieuwe wegen. Als ze zegt dat ik met mijn vrije werk – mijn nieuwe roman, deze columns – meer het podium mag opzoeken, word ik enthousiast. ‘Eloquent en welbespraakt’, leest ze in mijn hand. Zo ervaar ik mezelf niet met mijn eindeloos ge-eh tijdens gesprekken en mijn moeizame start in het leven. Tot mijn vierde jaar maakte ik met kreten en wijzen duidelijk wat ik wilde. 

Als ik er thuis over vertel, ontvang ik naast scepsis ook herkenning. ‘Dat je dat niet zelf ziet,’ zegt R. direct. ‘Het gevoel voor rechtvaardigheid zit heel sterk in Augustus.’ Hij somt op: ‘De verstoting van een neef, die zwangerschap buiten het huwelijk, weet je wel, het verraad van die ene vriend, of die moord, toch het toppunt van onrechtvaardigheid. Je schrijft er niet zomaar over.’ Is mijn behoefte om te schrijven moreel geladen, is rechtvaardigheid een drijfveer? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Soms onthul ik iets, weet ik. Niet doelbewust. Het gebeurt. Intuïtief. Door een vraag, een opmerking. Door dat sterke gevoel van rechtvaardigheid dat zich in de lijnen van mijn duim heeft genesteld. ‘Heilige woede’ zei iemand eens. Vervolgens denk ik aan de boeken van Esther Captain. Zei ze iets over mij wat ook in haar biografie belangrijk is? De historicus laat de feiten spreken, en ontkomt tegelijkertijd niet aan ontmaskering van onrechtvaardigheid en het geven van een stem aan degenen die rechtvaardigheid verdienen. Staat rechtvaardigheid ook prominent in haar duimen? Toch eens vragen.

 

 

Naschrift: in haar linkerduim!


Eric de Rooij (1965) schrijft tweewekelijks een column voor Literair Nederland.  Zijn debuutroman De wensvader (2020) verscheen bij uitgeverij kleine Uil. Deze week verscheen zijn tweede roman Augustus.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Eric de Rooij: