De meningen verschillen: neem je nu Ilja Leonard Pfeiffer mee als je op vakantie gaat naar Genua of juist niet? Christiaan Weijts heeft er als antwoord de term ‘contrapuntisch lezen’ voor bedacht: stop het Winterlogboek van Paul Auster bij voorkeur in de koffer als je in de zomer naar een snikhete plaats gaat. Dus geen La Superba als je van plan bent naar Genua te reizen.

Bij mij schuurt zoiets. Ik zou niet op het idee komen in Londen, waar ik laatst was, een Duitse roman te gaan lezen, of omgekeerd een Engels boek in Kassel, waar ik een paar dagen op de documenta rondliep. Toch moet het nu ook weer niet al te dicht bij elkaar liggen, het boek en de vakantie-ervaring. Er moet een zekere ruimte tussen zitten. Zo nam ik geen originele Shakespeare mee naar een studieweekje over hem (voor mij is dit een heerlijke vorm van vakantie vieren: een denkvakantie). Of de Bijbelse Psalmen naar het Psalmenfestival van het Nederlands Kamerkoor in het kader van het Festival Oude Muziek in Utrecht. Zelfs niet de bewerking van Lloyd Haft. Maar in beide gevallen wel iets dat er tegenaan ligt, om in de mood te blijven.

Naar het Shakespeare-weekje ging Heksengebroed van Margaret Atwood mee, naar Shakespeare’s The tempest. Het verscheen oorspronkelijk in The Hogart Shakespeare Series van Penguin Random House, waarvan ik op deze site eerder een vertaald deel besprak: Azijnmeisje van Anne Tyler. Een kostelijk initiatief en ik verheug me op de vier delen die nog komen. In Nederlandse vertalingen om tot nu toe u tegen te zeggen.
In mijn koffer naar Utrecht stop ik het boek over Martin Buber dat onlangs verscheen van de hand van Theo Witvliet, van wie ik al eens eerder een prachtig boek las. Kwaliteit van leven heet het nieuwe boek, en ik verwacht er op grond van enkele interviews met de auteur veel van.

Naast het lezen van de grote geesten als bovengenoemden, lees ik er met liefde nog een dichtbundel naast. Ik denk dat het Wildcamera, de zesde bundel van Martin Reints wordt, dat naast gedichten ook nog eens korte prozastukken belooft over beeldende kunst, Martin Luther King en Wallace Stevens. Mooi meegenomen wanneer na de zomer in de Amsterdamse Nieuwe Kerk een tentoonstelling valt te zien over Gandhi, King en Mandela.
Volgens Piet Gerbrandy, die een recensie over de bundel schreef, begint de poëzie van Reints ‘pas te spreken zodra je luistert naar de stilte eromheen’, zoals het joodse denken volgens de joodse mystiek begint in het wit in en om de Hebreeuwse letters. Misschien is dat ook wel het geval met het denken van Buber – we gaan het aan de hand van het boek van Witvliet ontdekken.
Als ’t even lukt ontstaat er op die manier ook een ‘contrapuntisch lezen’, alleen op een andere manier dan Weijts bedoelt, maar dat mag niet hinderen.

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!