In memoriam Hella Haasse (1918-2011)

door Ingrid van der Graaf

Mijn jongste dochter kwam de woonkamer binnen en riep verontwaardigd: ‘Hella Haasse is dood.’ Niet dat zij haar zo goed kende, ze had Oeroeg en Transit (beiden boekenweekgeschenk 1948 en 1994))  voor haar leeslijst gelezen en daar hield haar kennismaking met de schrijfster op. Maar ze kent mijn voorkeur voor deze grote schrijfster.

Mijn kennismaking met Hella Haasse was door Zelfportret als legkaart (1954), dat ik in 1975 in de boekenkast van mijn ouderlijk huis vond. Een egodocument waarin ik voor het eerst kennismaakte met een werk waarin een auteur zijn eigen gedachten tot onderwerp van het verhaal maakte. Haasse was te volgen in haar onderzoek naar haar eigen persoonlijke aandeel in het schrijven, in het ontstaan van haar werk. Het eerste autobiografische werk van Haasse nodigde uit om op afstand mee te kijken naar wat ze deed: Kijk, zo doe ik dat. Ik zuig de mat, kook het eten, verzorg de kinderen en onderwijl verwordt alles tot literatuur.

Hella S. Haasse overleed donderdagavond 29 september na een kort ziekbed te Amsterdam. De stad waar zij in 1938 vanuit Indië aankwam en nu gestorven is. De laatste jaren van haar leven schreef ze niet meer omdat haar dit fysiek onmogelijk was. Mocht ze dan niets meer op papier krijgen, in haar hoofd – zo bekende ze in een interview in De Groene Amsterdammer – bleef ze verhalen maken omdat ze gewoonweg niet anders kon na een leven waarin ze jaar in jaar uit de ene titel na de andere schreef; romans, essays, toneel- en liedteksten. In 2009 stond Hella Haasse voor de laatste keer in het middelpunt van de belangstelling toen haar boek Oeroeg werd verkozen  tot cadeau exemplaar in het kader van de CPNB campagne: Nederland Leest. De herdruk verscheen in de overweldigende oplage van 923 duizend exemplaren. In datzelfde jaar verscheen Oeroeg in het Bahasa Indonesia. Het boek werd in Jakarta feestelijk – maar zonder de aanwezigheid van de schrijfster zelf – gepresenteerd.

Haasse werd tijdens haar leven bekroond met de Constantijn Huygensprijs, de Annie Romeinprijs, de P.C. Hooftprijs, de Dirk Martensprijs en tweemaal de Publieksprijs. Voor ‘de artistieke en menselijke waarde van haar veelzijdige oeuvre’ ontving zij in 2004 uit handen van koningin Beatrix de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren.

Toch liep Hella Haasse in 2009 nog rond met een idee voor een laatste boek, De ontbladering was de titel. Waarover ze losliet dat het over haarzelf zou gaan en de verhouding tot haar man, Jan van Lelyveld (1918-2008). Haar man ontmoette ze in 1940 wanneer ze toetreedt tot de redactie van het studentenblad Propria Cures en waarvan Van Lelyveld mederedacteur was. In 1944 trouwen ze en samen krijgen ze drie dochters waarvan het eerste kind, Chrisje (1944- 1947) aan difterie overlijdt. Dat laatste boek zou er nooit komen. Hella Haasse liet zich door praktische bezwaren van het schrijven van haar laatste boek afhouden, zelf kon ze het niet meer en dicteren was absoluut geen optie.

Misschien stemde het haar gerust dat ze niet meer ‘hoefde’, want er was al dat gedenkwaardige oeuvre en het was tijd om orde op zaken te stellen. Haar laatste interview, waarvan ze zei dat het haar zwanenzang was, werd door Daan Heerma van Voss en Daniel van der Meer afgenomen. Het interviewduo, dat eerder dit jaar het laatste interview met Hans Keilsons had opgetekend. Hoewel ze dit beiden van tevoren niet konden bevroeden, mag het opmerkelijk en benijdenswaardig genoemd worden, dat deze jonge schrijvers zo’n ongewild scherpe timing hadden om het laatste wat deze beide auteurs nog met de wereld wilden delen, mochten optekenen.

Voor Hella Haasse moeten haar boeken het publiek genoeg zijn. Zij wenst zich geen biograaf, iemand die zich in haar leven ingraaft en daar zijn eigen betekenis aangeeft. Ze was geen dwarse vrouw maar wist wel goed wat ze wilde. Maar verder heeft ze alle informatie die voor een biograaf enige aantrekkelijkheid kan bevatten, zoals de relaties tot haar dierbaren, vertrouwd aan de papierversnipperaar. ‘ (…) wat is er over mij te vertellen? (..) Wat ik ben of ben geweest, het staat in mijn boeken…. Mijn relatie met mijn man wil ik met niemand echt delen. Dat is van ons.’

Laten we haar respecteren in haar wens  en haar beschermen voor het voyeurisme dat zij zelf niet bezigde, zelfs niet in haar autobiografische geschriften. Lees haar werk met aandacht, dat maakt een biografie overbodig: ‘Ik besta in wat ik schrijf’.

Leven en werk in kort bestek:

Hella S. Haasse werd in 1918 geboren in Batavia.  In 1939 debuteert ze met een gedicht in de Amsterdamse Studentenalmanak waarna ze na een korte toneelcarrière tijdens de Tweede Wereldoorlog begint met schrijven. Ze schrijft Oeroeg in drie maanden (1948). Dit prozadebuut, betekende haar grote doorbraak. Daarna volgden haar grote historische roman; Het woud der verwachtingen, De verborgen bron, De scharlaken stad en in 1954 de autobiografie Zelfportret als legkaart.

Haar indrukwekkend en monumentaal oeuvre bouwde zij verder uit met, Mevrouw Bentinck, Heren van de thee, Sleuteloog, De wegen der verbeelding en Fenrir.  Het woud der verwachting (1949), over het leven van Charles van Orléans, bracht haar in 1989 internationale roem met het verschijnen van de Amerikaanse vertaling.
De literaire kern van haar oeuvre, zoals opnieuw uitgegeven in het Verzameld werk, beslaat meer dan twintig romans, een verhalenbundel, vijf autobiografische boeken en enkele essaybundels. Daarnaast schreef zij talloze toneelstukken en liedteksten. Haar werk wordt in negentien landen in vertaling uitgegeven.

 

Een overzicht van dat werk en de buitenlandse vertalingen is hier te vinden. Zie ook:
www.hellahaasse.nl
www.hellahaassemuseum.nl

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

10 juni 2013

Sprookjesachtige bundel tragische lotgevallen
Recensie door Adri Altink

Recensie door Adri Altink 

De wonderlijkste geschiedenis in de debuutbundel van Kerim Göçmen is het titelverhaal. De verteller daarin noemt zichzelf ‘bij gebrek aan een betere benaming een kwelgeest’. Hij is dat geworden na een ‘fatale gebeurtenis’ die hem als baby trof.

Dit delen: